‘We waren te gast en moesten ons perfect gedragen’


Jêla, Neeltje en Laurie vertellen het verhaal van Mady Schoenmaker-Ament
Malang (Nederlands-Indië)

Jêla, Neeltje en Laurie, derdejaars aan het Etty Hillesum Lyceum, gaan op bezoek bij Mady Schoenmaker-Ament die in 1940 in Malang, Nederlands-Indië, is geboren. Na een warm welkom is het tijd voor het interview. Spannend, maar ook erg leerzaam. Mede door haar actieve rol bij de stichting Indiëmonument Deventer kan mevrouw Schoenmaker-Ament veel vertellen over het leven in Nederlands-Indië en de situatie van de Indo’s in Nederland.

Hoe was uw jeugd in de kolonie?
‘Ik ben geboren in Indië, maar kort daarna naar Nederland verhuisd omdat mijn vader hier in Deventer een opleiding op de Tropische Landbouwschool ging volgen tot planter, een soort eigenaar van een plantage. Toen ik negen was, zijn we op Sumatra gaan wonen bij de onderneming van mijn vader. We waren de enige kinderen en hadden daar de grootste lol samen. Als onze moeder boodschappen ging doen, keken we stiekem op het antwoordenblad, wat later aardig wat nadelige gevolgen voor mijn onderwijs bleek te hebben. Tijdens de middagdutjes die iedereen, ook de volwassenen, namen gingen mijn broertje en ik stiekem naar de rivier. Dit mocht eigenlijk niet, maar als wij doorweekt terugkwamen hielp een van de bedienden, Kassan, ons met ongemerkt binnenkomen en droge kleren vinden. Soms gingen we met een stok slangen vangen. Ik moet er nu niet aan denken hoor, ik ril al bij het woord. Ook konden we naar de kampong, waar de mensen woonden die voor mijn vader werkten, en kregen we koekjes en limonade. Mijn jeugd was als een droom; de hele dag op stap en we konden doen en laten wat we maar wilden.’

Voelde u zich nooit bedreigd door de toenemende spanningen daar?
‘Ik heb mij bij ons thuis nooit bedreigd gevoeld, maar ik denk dat dat in de steden anders was. Bij ons kon je naar de kampong en daar werden we vriendelijk verwelkomd. In Jakarta heb ik me wel een keer bedreigd gevoeld. Ik heb daar een jaar bij een gastgezin gewoond zodat ik toch nog naar school kon. Ik ben daar blijven zitten, omdat ik steeds had afgekeken toen ik nog les kreeg van mijn moeder. Ik liep een keer van huis naar school, meestal liepen we in een groepje maar deze keer liep ik alleen. Vanuit een vrachtwagen werd er op me gespuugd. Het slijm liep langs mijn lijf naar beneden. Natuurlijk loop je dan gewoon door als jong meisje, maar naar was het wel. Ook kwamen een keer een paar luidruchtige jongens mij tegemoet en toen ze achter me waren, sloegen ze met een bal tegen mijn rug. Dat soort dingen blijft een mens wel altijd bij.’

Hoe was het ontvangst in Nederland?
‘Wij hadden het geluk dat we door familie hier zijn ontvangen. Ik was twaalf en ging met mijn broertje naar Nederland. Mijn zus van veertien woonde hier toen al een jaar. We konden intrekken bij een oom en tante; m’n ouders bleven nog in Indonesië. Het was erg zwaar en verdrietig zonder hen. De familie hier kenden we amper. Bij vreemde mensen kun je niet hetzelfde doen als bij je eigen ouders. We moesten ons perfect gedragen omdat we te gast waren. Mijn broertje van tien had het het lastigst. Hij was wat rebelser en had soms ruzie met ze. Toen ik zestien was kwamen mijn ouders ook naar Nederland en waren we eindelijk weer een heel gezin. Helaas niet voor lange tijd, want mijn zus en ik waren al ouder en verlieten al bijna het nest. Door dit was het niet echt leuk dat we naar Nederland zijn gekomen. We gingen van de onderneming, waar we volop lol maakten en alle vrijheid hadden, naar Nederland waar we ons altijd tiptop moesten gedragen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892