‘We waren arm maar niet ongelukkig’
Studenten van het ROC Amsterdamse Plus vertellen het verhaal van Irene Gefferie
Amsterdam-Oost
Een groep studenten van het ROC Amsterdamse Plus interviewt Irène Gefferie over haar jeugd in Suriname en komst naar Nederland. Ze nodigt ze uit om een beetje dichterbij te komen zitten. ‘Ik wil je kunnen ruiken’, zegt ze tegen de studenten. Dan vertelt ze iets over zichzelf. ‘Ik woon in Amsterdam-Zuidoost en ik ben moeder van een jongen en een meisje. Ik had twee jongens. De oudste was 33 jaar toen hij overleed, in zijn slaap. Wat wij willen is sterk zijn, doorgaan.’
Hoe was uw jeugd in Suriname?
‘Oh, dat wil je niet weten. Nou ja, het was een mooie tijd. Mijn moeder was alleenstaand. Ik was de oudste van twaalf kinderen en moest in huis helpen. Mijn moeder was destijds nog heel jong, inmiddels is ze 87 jaar; een lieve en sterke moeder. Ze werkte altijd, stond vroeg op, kookte rijst of heri heri, een Surinaams-Creools gerecht. Soms kregen we een dubbeltje en daar kon je heel veel mee kopen. We waren arm maar niet ongelukkig. Mijn grootmoeder stuurde elke week van alles uit haar tuin. Dat was altijd feest. We hadden een groot huis en we sliepen op Javaanse gevlochten doeken, naast elkaar op de grond. We waren altijd samen en met elkaar bezig. Mijn overgrootvader was een botenmaker.’
Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘Wat dacht je? Ik had een vriend en een kind. Mijn vriend moest naar Nederland dus ik ging mee. Ik had aanvankelijk mijn kind achtergelaten want ik wilde eerst weten waar ik terechtkwam. Mijn zoon kreeg veel liefde van mijn grootmoeder en mijn familie. Hij was daar heel veilig. Later, op zijn vijfde, kwam hij ook naar Nederland. Juist die zoon is overleden op 33-jarige leeftijd. Hij hield van muziek. Ik mis hem nog steeds.’
Hoe was het leven in Suriname toen het nog onder Nederland viel?
‘Mijn moeder werkte bij rijke, witte mensen. Zij hadden spullen die wij niet hadden. Maar ik ben een tevreden kind. We hadden het niet slecht. Ik heb het leuk gehad in Suriname. Het was wel heel streng. Ik mocht geen verkering van mijn moeder en ik moest haar in huis helpen. Als je verkering wilde, moesten we eerst kennismaken met de familie. Samen werd dan besloten of verkering mocht. Mijn broers en zusjes mochten later veel meer.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.