‘We verhuisden naar een villa in de bossen van Huizen, ’t Hooge Nest’


Rayyan, Daniel en Yolandy vertellen het verhaal van Rob Brandes
HuizenDe Pijp

Rayyan, Daniel en Yolandy hadden een mooie ontmoeting met Rob Brandes (83) op hun school, de Derde Dalton in Amsterdam-Zuid. Meneer Brandes was een klein kind in de oorlog, maar maakte hele spannende dingen mee. Zijn ouders waren actief in het verzet en hij zat met meer dan twintig familieleden ondergedoken in een huis. De meeste familieleden hebben de oorlog niet overleefd, gelukkig is zijn moeder wel teruggekomen. Het huis én het verhaal van hem en zijn familie is inmiddels wereldberoemd door het boek ’t Hooge Nest.

Hoe zag uw onderduikplaats eruit?
‘De eerste plek die ik me herinner in de oorlog, was een huisje in Bergen. Ik mocht niet bij het raam staan van mijn moeder, maar keek toch stiekem door het wc-raampje. Toen kwam er heel laag een vliegtuig over, en het volgende moment had een paard in de wei vlakbij een afgeschoten been. Dat was zo gruwelijk, ik herinner het me nog steeds. Wat later verhuisden we naar een villa in de bossen van Huizen, ’t Hooge Nest. Mijn moeder, Janny Brandes- Brilleslijper, was Joods maar mijn vader niet, en daarom hoefden hij, mijn jongere zusje en ik niet onder te duiken. Mijn moeder en haar zus Lien met haar man en dochter wel. De man van mijn tante Lien was gevlucht uit Duitsland omdat hij geen soldaat wilde worden. Daar stond de doodstraf op, dus hij moest ook uit handen van de Duitsers blijven. Bovendien konden in dit grote huis heel veel, soms wel 18, familieleden onderduiken. Mijn oom was heel erg handig en heeft overal in huis, onder andere tussen de vloeren en de plafonds, ingenieuze verstopplekken gemaakt. Met belletjes om geluid te maken en met fietslampen en draadjes voor wat licht. Als kind vond ik het heerlijk om in de bostuin van het huis te spelen, het rook lekker herinner ik me en in huis was het gezellig. Maar de angst was er natuurlijk altijd. Voor het raam stond een grote vaas, en als die er niet stond, dreigde er gevaar. Op een dag had ik met mijn moeder boodschappen gedaan, ik liep vooruit en mijn moeder was wat langzamer vanwege de kinderwagen met mijn zusje. Mijn moeder schrok omdat de vaas weg was. We waren verraden, binnen waren de Duitsers bezig en ze arresteerden ook mijn moeder. Ik heb voor mijn ogen gezien dat ze behoorlijk werd mishandeld. Die indrukken zal ik nooit meer vergeten. Iedereen werd opgepakt en afgevoerd, behalve mijn vader, mijn zusje en ik. Mijn vader heeft ons in een fietskarretje bij een boer in Weesp ondergebracht. Ik sliep tussen de koeien in de stal. Hij woonde en werkte ergens anders in Weesp.’

Wat waren de verzetsdaden van uw moeder?
‘Mijn ouders en mijn oom en tante zaten in het verzet, in Den Haag en Amsterdam. Mijn moeder bracht bijvoorbeeld verzetskranten zoals De Waarheid, vlugschriften en boodschappen van het verzet rond, onder het matrasje in de kinderwagen van mijn zusje. Heel gevaarlijk natuurlijk. Toen het te spannend werd en ze bijna ontdekt werden, hebben ze de villa in ‘t Gooi gehuurd. De vrouw die er nu woont met haar gezin, Roxane van Iperen, vond bij de verbouwing de schuilplekken en is de geschiedenis van het huis gaan onderzoeken en opschrijven en dat is het prachtige boek ’t Hooge Nest geworden. Daarmee werd het verhaal van mijn ouders ineens wereldberoemd. Het boek is in heel veel talen verschenen en wordt waarschijnlijk verfilmd. Maar wat ik het mooiste vind is dat het nét is of ik mijn moeder hoor vertellen als ik het lees. Dat is zo knap van de schrijfster.’

Heeft u uw moeder en haar zus teruggezien na het concentratiekamp?
‘Mijn moeder en haar zusje waren heel sterk en hebben in de concentratiekampen Auschwitz en Bergen-Belsen heel goed voor elkaar gezorgd. Zij hebben de kampen overleefd, al waren ze er heel slecht aan toe. Mijn oom, opa en oma en nog veel meer familieleden zijn in Auschwitz vermoord. Gelukkig is mijn moeder wel teruggekomen. Na de Bevrijding huurden we een huis op de hoek van de Amstel en de Nieuwe Prinsengracht. Ik weet nog dat ik toen met een sleepboot naar huis ben gebracht. Toen mijn moeder terugkwam en ik haar weer zag, schreeuwde ik heel hard over de Amstel: ‘Mijn moeder is terug!’ Voor ons was het toen pas echt feest. Mijn ouders hebben nog vijftig jaar in dat huis gewoond. In het begin wilde mijn moeder ons niets vertellen over wat ze had meegemaakt in de oorlog, want dat vond ze te erg, dat wilde ze ons besparen. Maar gelukkig hebben we toch wel wat van haar gehoord. Ik heb daar natuurlijk ook met Roxane van Iperen over gesproken. Mijn twee dochters en vier kleinkinderen heb ik ook over vroeger verteld, en ze hebben natuurlijk allemaal dat mooie boek gelezen. Mijn achterkleindochter, die nog maar een paar maanden oud is, is daar nog iets te klein voor.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892