‘We moesten naar de Ortskommandant, die ons streng toesprak’
Nova, Emma, Syb en Fin vertellen het verhaal van Jaap Staadegaard
Kogendijk, Bergen
Jaap Staadegaard woont in een klein, pittoresk straatje in Bergen in een heel leuk huis. Nova, Emma, Syb en Fin worden binnengelaten door zijn zoon en schoondochter en hartelijk verwelkomd door iedereen. Meneer Staadegaard heeft zich al geïnstalleerd tegenover een loungebank waar de leerlingen van de Kennemerpoort in Alkmaar kunnen gaan zitten. Er staat allemaal lekkers klaar. Meneer Staadegaard vertelt graag en laat zijn levensverhaal zien dat hij heeft opgeschreven.
Hoe begon de oorlog?
‘Ik woonde net buiten het dorp Bergen aan de Kogendijk, daar waar toen de tram reed tussen Bergen en Alkmaar. Ik woonde er samen met mijn ouders en zeven broers en zussen. Op 10 mei 1940 werd het vliegveld van Bergen gebombardeerd door de Duitse soldaten. Een vriend van mijn vader die daar gestationeerd was, is toen overleden. Uit ons huis vandaan konden wij alles zien wat er gebeurde. Dat was heel eng.’
Wat aten jullie in de oorlog?
‘Aardappelen, groenten, af en toe vlees en mijn moeder bakte het brood zelf. Maar in 1943 was er geen eten meer. De boeren moesten graan kweken en dat inleveren bij de Duitse soldaten. Wij hadden honger en wilden ook graan. Ik ben toen met mijn broers en zussen naar aren zoeken. Van al dat lopen door de velden kregen we hele pijnlijke enkels. Ons graan ging mijn vader dorsen om er korrels van te maken. Die werden dan gemalen in een koffiemolen, zodat we meel hadden om platbrood mee te bakken.
We hadden een kachel in de kamer staan met een plaatje erop. Als de kachel brandde, legden we daar het deeg op en dan bakten we ‘platters’. En we maakten stroop van suikerbieten, dat was heerlijk zoet. Maar het was moeilijk om aan kolen te komen en hout om je huis te verwarmen en te koken. Sommige mensen stookten hun eigen vloer op. Bij ons voor het huis reed de tram Bello langs. Zij hadden kolen en wij hadden emmertjes melk. Als de tram bij ons langsreed, ging hij heel langzaam rijden en dan gooiden zij kolen naar buiten en gaven wij een emmertje melk.
Mensen uit de grote steden hadden echt niks te eten meer. Eerst kreeg iedereen voedselbonnen waarmee je eten kon kopen, maar toen dat allemaal op was moest iedereen voor zichzelf zorgen. Heel veel mensen uit de grote steden kwamen lopend naar de dorpjes hier om aardappelen en graan te vragen. De boeren wilden daar geld voor hebben maar omdat er geen geld niet meer was gingen mensen spullen ruilen voor eten.’
Kende u NSB’ers?
‘Op een dag hadden vrienden en ik folders gezocht die door Engelsen uit de vliegtuigen werden gegooid met informatie over de oorlog. We deelden ze uit in de klas op school. In onze klas zat Frits, wiens vader NSB’er was. Frits nam ook folders mee naar huis. Toen hij thuis kwam vroeg zijn vader van wie hij de folders had gekregen, Van Jaap en zijn vrienden, antwoordde Frits. Nou toen kwamen de Duitse soldaten bij ons in de klas om ons op te halen en moesten we naar de Ortskommandant. Die sprak ons streng toe. We werden erg bang, wat zou er met ons gebeuren? Maar wij waren kinderen dus wij moesten als straf konijnenstammen zoeken voor zijn konijnen. Dat heb ik vier dagen gedaan. Mijn moeder was zo bang dat de soldaten ons huis zouden doorzoeken, dat ze alle folders heeft verbrand.’
Heeft u wel eens een vliegtuig zien neerstorten?
‘Ik herinner me dat ik eens ‘s morgens wakker werd door een hevige klap: een vliegtuig was naast ons huis neergestort. De piloten die de klap overleefd hadden, stonden bij ons voor de deur. Maar mijn moeder durfde ze niet binnen te laten uit angst dat mijn broers zouden worden opgepakt. Van de zeven piloten zijn er vier overleden.’
Wat is uw heftigste verhaal uit de oorlog?
‘In de duinen lagen in die tijd allemaal mijnen. In mijn klas waren vrienden die toch vaak in de duinen gingen spelen. Op een dag toen ze daar aan het spelen waren is een mijn ontploft. Twee broers zijn overleden, een overleefde het, heel verdrietig.
Ik had ook twee buurjongens die bij het verzet zaten. Op een dag waren wij in de sneeuw aan het spelen toen mijn buurjongens kwamen aanrijden op de motorfiets. Wij wilden sneeuwballen naar ze gooien, maar ze riepen: ‘Niet doen, de moffen zitten achter ons aan!’ Vijf minuten later kwamen er Duitse soldaten voorbijrijden met een auto. Iets verderop hebben zij mijn buurjongens opgepakt omdat zij wapens vervoerden. Jan Martin is toen gefusilleerd en de ander is gevangengezet.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.