‘We knuffelden het varken nooit want voor ons was het gewoon eten’


Noor, Vigo, Teun en Finn vertellen het verhaal van Wil Loozen
Stuivezand

Noor, Vigo, Teun en Finn kennen veel mensen in de buurt van het huis van Wil Loozen en spelen er ook wel eens buiten. Na lang dwalen om het juiste huisnummer te vinden, bellen ze bij haar aan. Mevrouw Loozen was 6 jaar toen de oorlog begon en woonde toen met haar ouders en zes broers en zussen in Stuivezand, een deel van Made bij Breda.

Wat at u in de oorlog?
‘Toen de oorlog begon, was ik pas 6 jaar oud. We hadden een grote moestuin en een varken en daardoor hadden we geen honger. We gingen het varken nooit knuffelen want voor ons was het gewoon eten. Als het varken geslacht was, lag het in de schuur, vlakbij de wc. Dat was wel akelig als je naar de wc moest. Mijn moeder mocht ook wel eens tarwe halen uit gevallen korenaren zodat we daarmee brood konden bakken. Er waren ook voedselbonnen, maar wij kregen nooit snoep want mijn moeder ruilde de snoepbonnen voor echt eten.’

Had u ook nog andere huisdieren in de oorlog?
‘We hadden een kat, maar ik vond katten niet zo interessant. Op een gegeven moment moesten we vluchten want de Duitsers kwamen eraan. Mijn zusje zat in de kruiwagen en ook onze opoes waren daarbij. We gingen eerst naar iemand die een echte schuilkelder had, maar die was vol. Daarom gingen we naar een boerderij van een paar Poolse mensen. Mijn vader ging toen we daar woonden wel af en toe bij ons eigen huis kijken om te zien of alles goed was. Misschien ging hij dan ook wel kijken hoe het met de kat was want die hadden we niet meegenomen. Mijn vader was vaak weg omdat hij bang was om opgepakt te worden, vooral ’s avonds. Wij wisten eigenlijk niet precies waar hij dan heenging, en mijn moeder misschien ook wel niet.’

Was u weleens bang?
‘Ik was nog heel jong dus ik was meestal niet zo bang omdat ik niet precies snapte wat er gebeurde. Ik was wel heel bang voor de overvliegende V1’s en V2’s. Soms hoorde je dat de motor uitging, en dan wist je dat ze gingen vallen. Dat was erg eng, en ik ben nog lang daarna heel erg bang geweest voor vliegtuigen. Als de vliegtuigen kwamen, zaten wij in de kelder. Die was groot genoeg voor ons allemaal en we hadden het best goed daar met stro en dekens.’

Hoe is het met iedereen gegaan in uw familie?
‘Gelukkig hebben wij het allemaal overleefd en we waren vreselijk blij toen de oorlog was afgelopen. Na de oorlog was het wel naar voor de meisjes die met Duitse mannen meegegaan waren. Die werden kaalgeschoren. Zelf heb ik dat niet gezien, want ik was daar te klein voor.

Ik ben in 1958 naar Waalre verhuisd omdat mijn man bij de spoorwegen werkte. Er was toen een klein stationnetje in Waalre, en daar mochten wij boven wonen. Op dit moment leven er nog twee zussen van mij.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892