‘We herkenden hem niet meer’
Sylke, Marieke, Carmen, Lana vertellen het verhaal van Minne Procee - Westra
Burgemeester Drijberweg 14, Hurdegaryp
Mevrouw Mine Procee – Westra is geboren in 1937 en was 3 jaar toen de oorlog begon. Mevrouw Procee woonde tijdens de oorlog in Hurdegaryp aan de Zomerweg 120. Nu heet het de Burgemeester Drijberweg 14. Ze had toen een oudere zus en er werd nog een broertje in de oorlog geboren. Na de oorlog kwamen er nog een broertje en een zusje bij. Op 1 april 2025 gaan Sylke, Marieke, Carmen en Lana uit groep 8 van CBS de Winde bij haar op bezoek om haar te interviewen over de oorlog.
Wat merkte u van de oorlog?
‘Ik weet nog dat er vliegtuigen overkwamen, de Tommies. Dat gedreun kan ik nog horen. En dan dwarrelde er zilverpapier naar beneden en wij dachten dat er iets op stond, maar dat was niet zo. Het was om de radars van de Duitsers te storen. Ik herinner me ook dat er groepjes soldaten waren, die door het dorp marcheerden. Dan hadden ze hoge laarzen aan en de hakken maakten zo’n indrukwekkend geluid. Ze zongen liederen, heimatversjes.’
Hadden jullie wel genoeg te eten in de oorlog?
‘We hadden een eigen tuin met aardbeien, sperziebonen, snijbonen, boerenkool, rode bessen, kruisbessen. Dat hadden heel veel mensen hoor. We hadden best een grote tuin, maar geen aardappelen, die wilden niet zo goed. Wij hebben in de oorlog eigenlijk geen honger gehad. Ik weet dat het eten op de bon was. We gingen in de straat bonnen met elkaar ruilen. Mensen kenden elkaar, dat was anders dan nu. Ze hielpen elkaar.’
‘Wij haalden s’zondags bij een boerderij hier aan de Rijksstraatweg melk op. Ik liep daar met mijn zus en broertje, want je deed alles lopend. Er was ineens een Engels jachtvliegtuig in de lucht en die schoot op een Duitse auto, die op de weg naast ons reed. Dat vliegtuig heeft ons nooit gezien, want wij liepen onder de bomen. Het was heel angstig, er vlogen allemaal kogels in het rond. Wij vluchtten bij de boer in de kelder met z’n drieën. Door de paniek viel er in de kelder een plank met potten met eten van de muur, toen was er nog meer herrie. Wij raakten gelukkig niet gewond, dat ging net goed allemaal. Het paard van de boer is wel doodgeschoten, die stond naast de kelder.’
Wat heeft u het meeste geraakt in de oorlog?
‘Ik was nog jong, maar wat ik nog wel weet, is dat mijn heit werd opgehaald. Ik zie het nog voor me; ik was een jaar of 5 of 6. Hij ging heel ver weg, naar Duitsland, in de buurt van Dresden. Daar had je niks over te zeggen. Hij is wel een jaar weggeweest, hij moest werken voor de Duitsers. Er was een razzia in het dorp waarbij hij werd meegenomen en wij wisten niet waar hij naar toe ging, dat hoorden we pas veel later. Het had te maken met de werkverschaffing, de Arbeitseinsatz. Er werden meer mannen opgepakt hoor, maar onze heit ging zo ver weg. Zijn broers moesten eigenlijk ook in Duitsland werken, maar de één is uit de trein gesprongen en de ander ging bij een boer onderduiken.’
Is uw vader wel teruggekomen?
‘Dat wel, maar wij herkenden hem niet meer. Hij was een skelet geworden. Hij kreeg in Duitsland bijna geen eten en hij sliep in barakken. Op een gegeven moment kreeg hij er een longontsteking en moest naar een ziekenhuis. Hij werd wel weer beter, nou ja, beter. Toen kwam het bombardement van Dresden, waar ze dus vlakbij zaten.’
‘Ze hadden er een ruilsysteem; als onze heit naar huis zou gaan, zou een ander zijn plaats voor de Arbeitseinsatz in moeten nemen. Als hij niet meer terug zou gaan naar Duitsland, zou die ander daar moeten blijven. Dat wilde mijn heit niet, dus bleef hij daar. Maar dat veranderde met het bombardement van Dresden. Daarbij is zijn vriend uit Leeuwarden omgekomen, maar mijn heit heeft dat overleefd. Hij heeft toen de trein gepakt en is weer thuisgekomen.’
‘Later was er weer een razzia in Hurdegaryp. Er kwamen twee Duitsers bij ons thuis en onze heit lag op bed. Toen heeft mijn mem gezegd dat hij tbc had, tuberculose, een longziekte. Daar waren de Duitsers hartstikke bang voor, want dat was heel besmettelijk en je kon eraan doodgaan. Ze vlogen weg en we hebben ze nooit weer gezien.’
Hoe was de bevrijding?
‘De bevrijding kan ik me ook nog herinneren, dat was op een zondagmorgen. We kwamen uit zondagschool en toen kwamen de Canadezen eraan. Mijn zus en ik kregen wit brood van de soldaten en liepen er direct mee naar huis terwijl we riepen: ‘Wy hawwe bôle, wy hawwe bôle!’
‘Na de bevrijding werd er niet meer over de oorlog gesproken, dat was toen zo. Mijn heit heeft het ook nooit over Duitsland gehad. En mijn mem was een flinke vrouw. Maar als kind wist je dat je nooit mocht praten, dat je stil moest zijn. Als je iets had gezien, mocht je daar niet over praten, zo was dat.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.