‘We hebben wel viezigheid uitgehaald, maar eerlijke viezigheid’


Begüm, Tara, Ismael en Mylo vertellen het verhaal van Bep Rijnsburger
Jan Evertsenstraat 117De Baarsjes

Onderweg met de tram schrijven Begüm, Tara, Ismael en Mylo van de Meidoorn nog wat extra vragen op die zij zojuist bedacht hebben. Bij aankomst zien ze het kleine huis van Bep (Bertus) en An Rijnsburger. Past het allemaal wel? “Ja hoor, anders zet ik er gewoon een paar op het balkon,” grapt Bep. De kinderen bewonderen de oude kachel die er staat. Is dat met echt vuur? Uit de keuken klinkt het geluid van een ouderwetse fluitketel.

Wat is er met uw familie gebeurd tijdens de oorlog?
‘Mijn hele familie heeft vastgezeten, maar ze hebben het gelukkig overleefd. Mijn vader had een aannemersbedrijf en moest naar Duitsland om te werken. Hij zat in de gevangenis in de Havenstraat. Vrienden van hem, ook aannemers, werkten voor de Duitsers. Zij zijn daar naartoe gegaan en hebben gezegd dat ze hem niet konden missen. Mijn vader is toen vrijgelaten. Hij geloofde dat niet en is toen naar buiten gerend, zo tramlijn 16 in. De tram stond op de eindhalte en bleef dus lang staan. Toen is mijn vader gaan rennen naar de Jan Evertsenstraat. Mijn broer moest ook werken, maar hij is vrijgelaten door de keuringsarts. Hij zei: “Jij werkt met het eelt op je handen, jij hoeft niet naar Duitsland!” Die man hebben we een fles jenever gebracht. Mijn moeder zat in de Euterpestraat, dat is nu de Gerrit van der Veenstraat. Als je daar zat, was het eigenlijk gebeurd met je. Zij mankeerde iets en is toen naar het ziekenhuis gebracht. Ik was vijftien jaar en wist van niets. Ik ben ook naar de Euterpestraat gegaan en ze wilden mij ook vasthouden. Ik heb net gedaan of ik gek was door te gaan schoppen en slaan, toen hebben ze mij eruit gezet.’

Heeft u zich onveilig gevoeld tijdens de oorlog?
‘Je kon elke dag opgepakt worden. Ik liep eens in de Jan Evertsenstraat. Er stonden allemaal Duitse soldaten. Eén van hen richtte een geweer op mij en zei dat als ik niet binnen zoveel tijd thuis zou zijn, dat hij zou schieten. Ik heb heel hard gerend en die soldaten moesten alleen maar lachen. Dat was een geintje, maar dat wist ik natuurlijk niet. Ik heb veel mensen dood zien schieten, ook op het Mercatorplein. Veel soldaten die hier waren, waren het ook niet eens met wat er gebeurde. Een vriend van ons stond eens voor de deur met een Duitse officier. Die man heeft bij ons boven zitten huilen, want hij had al drie jaar zijn vrouw en kinderen niet gezien. We hebben eten gehad van Duitsers, maar ook gejat. We hebben wel wat viezigheid uitgehaald, maar allemaal eerlijke viezigheid. Er was een bakker in de Jan Eef, dat was een NSB’er. Met een vriend hebben wij gedaan of we van een controle waren en toen hebben we het meel in beslag genomen. Dat hebben we toen uitgedeeld in de Jordaan.’

Hoe was het eind van de oorlog?
‘Ik was de enige met een groot rijbewijs. We reden naar Arnhem om puin te ruimen en daar zagen we lijken liggen. Ook een jongen uit Amsterdam, zijn naam stond op zijn laars, toen zijn we daarna bij zijn ouders langs geweest. Na de oorlog ben ik nog 2,5 jaar naar Indonesië geschopt. Daar reed ik rond met een rijdend ziekenhuis om spoedgevallen te behandelen. Ik hoop dat jullie dit nooit mee hoeven te maken. Het belangrijkste is dat je nooit met de vijand meeloopt!’
  

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892