‘We hebben twee jaar in het kamp doorgebracht tot het werd bevrijd’


Ise, Milan, Nanne en Valentina vertellen het verhaal van Wil de Brave
Zwanenburgerstraat 47Amsterdam-Centrum

Ise, Milan, Nanne en Valentina stappen een paar haltes van hun school, de Sint Antoniusschool, uit aan de Wibautstraat in Amsterdam. Vandaar is het nog maar 10 minuten lopen naar de Transvaalkade waar Wil de Brave woont. Het is een gezellige bovenwoning, met veel oude spulletjes, een oude klok en het hele Volk van Laaf luistert mee naar de verhalen en het interview. Ze vergeten de tijd, zo boeiend is het.

Uit hoeveel personen bestond uw gezin?
‘Toen de oorlog begon had je mijn vader en mijn moeder en mijn broer en mijn zus, dus uit vier personen. Ik ben in januari 1944 geboren dus ik was de vijfde.’

Hoe kwam u in kamp Westerbork terecht?
‘Mijn vader was altijd ontzettend recalcitrant, dat betekent dwars. Wat niet mocht dat deed hij. Hij had bijvoorbeeld nooit zin om met een gele Jodenster op te lopen, die verstopte hij altijd onder zijn jas. Hij had blond haar en blauwe ogen, geen stereotype Joodse man. Mijn vader werd regelmatig opgepakt, dan zat hij even in de gevangenis maar werd telkens weer vrijgelaten omdat hij een gezin had. Dan mocht hij naar huis toe.

Eten kopen deed je met bonnetjes, maar toen ik net geboren was had mijn moeder voor mij nog geen bonnetjes. Ze knipte daarom bakkersbonnetjes voor brood door en plakte ze aan elkaar. Dus van vier bonnetjes maakte ze er zes. En dat heeft een buurvrouw gezien en aan de moffen verteld, en zodoende zijn we opgepakt. We woonden toen in de Zwanenburgerstraat 47, daar ben ik geboren, midden in de Jodenbuurt.

Toen we net aankwamen in het kamp, was ik erg ondervoed. Ik ben toen niet bij mijn moeder in de barak terechtgekomen, maar in het ziekenhuis van het kamp. Mijn vader moest werken. Hij was vrachtwagenchauffeur en automonteur voor de moffen, daarom hoefde ons gezin dus niet op transport. We hebben twee jaar in het kamp doorgebracht tot het werd bevrijd.

Vorig jaar hoorde ik via een neef van mij ineens dat toen wij bevrijd zijn uit kamp Westerbork ik op Schiermonnikoog ben geweest om aan te sterken. Ik was dus bijna 2 jaar toen ik vanuit daar weer terug ben gekomen in het gezin bij mijn ouders. Ik heb dat nooit geweten.’

Wat is uw eerste herinnering aan de oorlog?
‘Dat is dan dat toen we in de straat woonden hier, net na de oorlog en dat ik zag dat de twee huizen blokken naast ons helemaal afgebroken waren. Alle Joodse mensen waren weggevoerd en in de hongerwinter zijn die huizen helemaal leeggehaald. Alle houten kozijnen en deuren alles van hout eruit en werd gebruikt als brandhout.

Hoe heeft u later over de oorlog gehoord?
‘Niet van mijn ouders. Bij ons thuis werd er nooit over gesproken, omdat de rest van de familie allemaal is vermoord en wij het hebben overleefd. Ik heb dat zelf ontdekt toen ik een jaar of 4 was. Iemand schold me uit voor Jood. Dat heb ik aan mijn ouders verteld en toen heeft mijn vader me verteld dat ik een Joods meisje ben. Vanaf dat moment maakte ik altijd ruzie met mensen die me uitscholden. Ik was een keer zo boos toen een meisje met heel lang haar tegen me zei: ach hou toch je mond rot Jood, dat ik haar van de ene kant van de straat aan haar haar naar de andere kant heb gesleept totdat iemand me tegenhield en zei: ‘Wil, nu moet je loslaten, nu is het wel genoeg’. Ik was zo boos.

In mijn tijd werd op school ook niet over de Tweede Wereldoorlog gesproken. We leerden wel over Napoleon en Lodewijk de 14e. De oorlog was nog te dichtbij, denk ik. Later ben ik voorzitter geworden van het 4-5 mei Comité hier in de Transvaalbuurt en toen heb ik die dingen gehoord van mijn moeder. Maar ze had het er liever niet over.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892