‘We hadden wel 35 mensen die onderdoken in de conservefabriek’


Benthe, Dani, Hielke en Pip vertellen het verhaal van Marc Driessen
Bergerweg, Bergen

Benthe, Dani, Hielke en Pip zijn erg enthousiast en hebben veel zin om Marc Driessen te interviewen. In de regen rijden de leerlingen van de Kennemerpoort vanuit Alkmaar naar Bergen. In Bergen is het zoeken naar een parkeerplaats en ze moeten dus een stukje rennen door de regen naar het huis van meneer Driessen. Hij woont in een ruim licht appartement in het centrum van Bergen, waar hij de chocomel en koekjes al heeft klaarstaan. Ook hij heeft veel zin in het interview!

Waar woonde u?
‘Wij waren met vier kinderen en woonden aan de Bergerweg. Vanuit ons huis hadden we vrij uitzicht op het vliegveld van Bergen.’

Wanneer begon de oorlog voor u?
‘Van de ambassade wisten we dat de oorlog zou uitbreken. Op 10 mei zou het gebeuren. Op het vliegveld van Bergen stonden allemaal nieuw G1’ s opgesteld, de nieuwe jachtvliegtuigen van Fokker. De Nederlandse piloten dachten op 10 mei dat de Duitsers vanuit het oosten zouden komen en keken daarom naar het oosten. Maar de Duitse piloten waren in Bremen opgestegen en kwamen van over de zee aanvliegen. De Nederlandse piloten werden verrast en alle nieuwe vliegtuigen werden platgebombardeerd. Andere vliegtuigen hadden ze onder de bomen gezet zodat je ze niet goed kon zien, maar daar hadden ze toen niet veel meer aan.

Het bombardement zag ik gebeuren vanuit onze voorkamer: een enorme zwarte rookwolk trok over het vliegveld heen. Mijn vader vond het doodeng, en heeft ons toen naar vrienden gebracht in een ander dorp. Daar vond hij het veiliger. Toen de Duitsers dreigden om Rotterdam in puin te gooien gaf Nederland zich over. Dat was al na vijf dagen.’

Wat was uw mooiste moment?
‘Mooie momenten waren voor mij spannende en grappige momenten in de oorlog. Ik moest altijd de hele stad doorlopen om bij de Adelbertusschool te komen in Alkmaar. Op een dag kwamen er een hele hoop vliegtuigen over. Wow, wow, wow! Ik keek naar boven en zag allemaal bommen naar beneden vallen, ze zweefden niet zo hoog over ons hoofd. Ik schrok vreselijk want ik dacht dat ze op mij zouden vallen. Een meneer gooide me op de grond en ging op mij liggen. Hij wilde mij beschermen, dat was heel moedig van hem.

Gelukkig vielen de bommen niet op ons. De Amerikaanse piloten lieten ze vallen boven Alkmaar, maar wisten dat de bommen met de snelheid van het vliegtuig op de wind mee gedragen werden tot aan het vliegveld in Bergen.’

Vertelt u ons iets over de conservefabriek?
‘Mijn vader had een conservefabriek in Alkmaar. Tijdens de oorlog heeft hij deze fabriek omgebouwd tot gaarkeuken omdat alle winkels leeg waren en er vrijwel geen eten meer was. In de fabriek maakten ze soep van suikerbieten, aardappelen en bloembollen en deden dat in grote cilinders. De wagens van Van Gend & Loos brachten met paard en wagen het eten naar de uitdeelplaatsen in Alkmaar en de dorpjes rondom Alkmaar. Onze fabriek verzorgde dus het eten tijdens de oorlog in de regio. Mensen konden met bonnen bij de uitdeelplaatsen eten ophalen.

In de fabriek doken veel mensen onder, er was zoveel ruimte dat dat makkelijk kon. We hadden een eigen telefoonsysteem binnen de fabriek waarmee je elkaar kon contacten. Wanneer er een razzia kwam draaiden ze het nummer 134 en dan wist iedereen dat er Duitse soldaten aankwamen en ze zich moesten verstoppen. Ik denk dat we tussen de dertig en veertig onderduikers hadden in de fabriek. Onder de fabriek liepen gangen naar gesloten afdelingen. Ze verstopten zich daar in kartonnen dozen die onder de balken werden geschoven, niemand die ze dan kon vinden. De onderduikers sliepen ‘s nachts vaak ook in deze grote kartonnen dozen.

We hadden in de fabriek een eigen elektriciteitscentrale. De verzetsstrijders deden alles om de Duitse soldaten het leven zuur te maken en moesten vaak onderling communiceren via speciale apparatuur waarvan de accu’s moesten worden opgeladen. Omdat wij een kleine centrale hadden, kwamen zij naar de fabriek om de accu’s op te laden. Op een dag hadden ze een accu onder een matras verstopt om op te laden. Ze zaten er zelf bovenop. Ineens werd het warm… Was het matras in de fik gevlogen, heel eng. Dat matras hebben we onmiddellijk naar buiten gesmeten.

Ik denk dat de Duitse soldaten misschien wel wisten wat er allemaal gebeurde in de fabriek, maar dat ze dat toelieten omdat mijn vader de regio van eten voorzag. En daardoor belangrijk was.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892