‘We hadden een fiets in de woonkamer staan voor wat licht’


Nisanaz, Shannon, Fatima, Yassin vertellen het verhaal van Ilse Schuurman
Amsterdam-WestAmsterdam-WestLandlust

Mevrouw Ilse Schuurman komt naar de Catamaran Landlustschool in Amsterdam-West om geïnterviewd te worden door Nisanaz, Shannon, Fatima en Yassin uit groep 7/8. Mevrouw Schuurman vindt het erg leuk om alle verschillende scholen zelf te bezoeken en de kinderen staan klaar met hun vragenlijsten, vól met goede vragen.

Bent u in de oorlog naar school gegaan?
‘Ja maar pas vanaf dat ik vijf jaar was. In die tijd ging je nog niet naar de kleuterschool, er waren ook nog geen peuterspeelzalen en al helemaal geen baby-opvang. Kinderen waren gewoon thuis bij hun moeders totdat ze 5 of 6 jaar waren en daarna gingen ze naar school. Ik kon niet elke dag naar school, omdat de Duitsers ons schoolgebouw hadden ingenomen. Gelukkig waren er andere scholen die ons af en toe hun schoolgebouw lieten gebruiken. Zo konden we toch nog soms naar school.’
‘We hadden niet veel kleding en soms zelfs geen goede schoenen. Als je schoenen te klein werden sneden we de tenen van de schoen eruit, dan pasten ze weer even. Als onze kleren te klein werden, zetten onze moeders er een stukje stof tussen om het groter of langer te maken.’

Welke kleur had de lucht in de oorlog?
Was die rood door alle bommen en branden of wit door de rook van het vuur?
‘De lucht was meestal gewoon blauw, net als nu.  Maar ik heb wel eens een brandend vliegtuig zien vliegen. Dat was een vliegtuig waar de Duitsers op hadden geschoten. Ik kan me dit goed herinneren en ik was toen heel bang.  Ook was de lucht ’s avonds en ’s nachts helemaal donker. Iedereen moest ervoor zorgen dat er absoluut geen streepje licht van binnen naar buiten scheen. Wel waren er ’s avonds zoeklichten in de straten. Je mocht ’s avonds niet naar buiten.’

Heeft u ooit iets bijzonders meegemaakt?
‘De hongerwinter was wel heel bijzonder.  We hadden haast geen eten, tijdens de oorlog kon je sowieso niet zoveel spullen kopen. Je kreeg bonnen voor brandstof, bonnen voor eten. Als je wat kocht werd dat aangetekend op je bonnenboekje. Maar tijdens die laatste winter was er zelfs op de bon haast niets meer te krijgen. We aten de gekste dingen: soep van aardappelschillen, koekjes van suikerbiet. Bloembollen waren zogenaamd een traktatie.’
We hadden het heel koud, er waren geen kolen voor de kachel. We hadden ook geen stadsverwarming. Soms fietsten we helemaal naar Zaandam, omdat we hadden gehoord dat daar wat hout te krijgen was. Dan werden we warm van het fietsen en daarna konden we een tijdje ons noodkacheltje laten branden om wat warmte in huis te krijgen. Als wij wat hout hadden kwamen mijn tante en oom met hun kind naar ons huis om ook warm te worden bij ons noodkacheltje.
Er was die winter ook geen elektriciteit. We hadden dus ook geen licht in huis. Het wordt natuurlijk al vroeg donker in de winter dus de huizen waren heel donker. Wij hadden een fiets op zijn standaard in de kamer staan en dan fietsen we in de kamer om wat licht van de koplamp te krijgen. Ook hadden we wat zaklampen die niet op batterijen werkten maar daar moest je in knijpen om licht te krijgen: deze zaklampen heten knijpkatten.’

We lazen dat u erg ziek geweest bent tijdens de oorlog. Wat voor ziekte had u?
‘Ik had longontsteking. De dokter zei dat ik als medicijn zwarte koffie moest drinken. Wij hadden geen koffie, we hadden tarwe in onze koffiemolen zitten omdat we wat losse aren tarwe gevonden hadden. Die aren pelden we en maalden we in de koffiemolen. Dan hadden we meel waar we wat te eten van konden maken. Gelukkig hadden mijn oom en tante nog wat koffie en dat gaven ze aan mij. Dat was wel bijzonder: toen onze buren hoorden dat ik ziek was, gaven mensen om ons heen ons toch iets te eten. Terwijl ze zelf weinig hadden, maar toch kregen we een ei of een lepel boter bijvoorbeeld.’
Er waren wel veel mensen ziek in de oorlog, vooral tijdens de hongerwinter. We hadden geen zeep en geen warm water dus we konden ons niet goed wassen. De straten waren vies, de putten verstopt.  Er was ook veel ongedierte in de stad: ratten, vlooien en luizen. Mijn moeder deed een chloroform gaasje in de zomen van onze broeken zodat de vlooien weg bleven.’
‘Gelukkig was daarna snel de bevrijding. Er was een paar weken lang feest. Er werd een podium gebouwd in de straat. Wat wel heel erg was, was dat mijn man 14 jaar was toen de oorlog afgelopen was en hij was op de Dam aan het feestvieren dat Nederland bevrijd was toen de Duitsers ineens toch nog op mensen gingen schieten. Hij was heel bang en is hard weggerend. Dit gebeurde twee dagen na de bevrijding.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892