‘We hadden een buurman, die NSB-er was’
Aiden, Yasmin, Jonathan, Kaatje vertellen het verhaal van Gien Kamphorst
UtrechtAmsterdam-West
Aiden, Yasmin, Jonathan en Kaatje uit groep 8A van De Visserschool in Amsterdam-West interviewen mevrouw Gien Kamphorst. Mevrouw Kamphorst is nu 90 jaar en woont in Hilversum. Tijdens de oorlog woonde ze in Utrecht. Ze was 5 jaar toen de oorlog begon, dus ze herinnert zich er nog een beetje van.
Zat uw vader in het verzet?
‘Nee, hij zat niet in het verzet. Hij is daar door vrienden wel voor gevraagd, maar hij wilde het niet doen. Hij vond het risico te groot voor zijn gezin met twee kinderen. Soms heeft hij wel hulp geboden voor kleinigheden.’
Was u Joods?
‘Nee, wij waren niet Joods. We zijn niet in concentratiekampen geweest. We wisten daar weinig of niets vanaf. We wisten wel dat er kampen waren in Amersfoort en Vught en we wisten dat dat niet best was, maar wat er precies gebeurde wisten we niet, het was vaag en eng. Pas na de oorlog hoorden we wat er in Duitsland in de concentratiekampen gebeurde.’
Wat is uw ergste herinnering aan de oorlog?
‘We woonden niet te ver van het bos, de Hollandse Rading. Met een stevige handkar geduwd door twee mannen gingen we het bos in. Dan werden er bomen gekapt en gezaagd, op de kar gelegd en verdeeld onder de mensen van de groep. Dat was zwaar werk. Ik mocht soms ook mee. Ik stond op een afstand op de wacht te kijken of er politie kwam en ik moest fluiten als ik iemand zag, zodat de zagers hun zagen konden verstoppen. Officieel was het verboden om hout uit bos te halen. Op een dag ging Corrie, een kennis, met haar vriend en een paar sterke jongens het bos in om hout te halen. Ze vroegen of ik mee mocht, maar mijn moeder zei dat ik thuis moest blijven. Het was al tegen het eind van de oorlog. In die tijd vlogen overdag Engelse en Amerikaanse vliegtuigen naar Duitsland om kazernes en ook steden te bombarderen. Als ze terug over Nederland vlogen en nog wat munitie over hadden, dan probeerden ze in ons land op Duitse dingen te schieten. Op de dag dat Corrie en de mannen hout hadden gehaald en met een paar volle karren het bos uit kwamen, vlogen er twee Amerikaanse bommenwerpers over. Vanuit het vliegtuig zagen ze onze houthakkers lopen, maar ze dachten dat het een Duits konvooi was en de piloten schoten de houthakkers gewoon dood vanuit het vliegtuig. Er kwam niemand meer thuis. De moeder van Corrie bleef alleen achter.’
Kende u Joden die weg werden gehaald?
‘Kennissen van ons hadden buren die Joden waren en op een gegeven moment weg werden gehaald. Ze dachten dat ze wel weer terug zouden komen, dus ze hadden hun huis goed opgeruimd en ze hadden nieuw beddengoed, waar ze heel zuinig op waren. Ze zijn ze naar de buurvrouw gegaan en vroegen: ‘Willen jullie het beddengoed voor ons bewaren, zodat als we na de oorlog terugkomen, we in ieder geval dat beddengoed weer hebben?’ Die buurvrouw zei dat ze er goed voor zou zorgen en ze heeft het opgeborgen in de kast. Maar toen kwam de hongerwinter. Je kon aan eten komen, door spullen te ruilen. De buren, die op het beddengoed pasten, hadden ook geen eten. Toen kwam die vrouw bij mijn moeder en vroeg: ‘Wat zou jij doen?’ Toen zei mijn moeder: ’Ik denk toch dat ik dat beddengoed zou ruilen, want je moet toch eten, anders overleef je het niet! Dan kan je na de oorlog misschien wel nieuw beddengoed voor ze kopen.’ Dus ze is het gaan ruilen en toen had ze wat eten. Maar die buren zijn nooit teruggekomen.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.