‘Voor mijn vader stopte de oorlog niet op 5 mei 1945’
Chiara, Dean, Pelifio en Younes vertellen het verhaal van Dick Neijssel
Meerhuizenplein 34Amsterdam-Zuid
Dick Neijssel is de zoon van Dirk Neijssel. Dirk was achttien toen de oorlog begon en woonde op het Meerhuizenplein. Al vroeg ging hij in het verzet. Zijn zoon Dick vertelt zijn verhaal, maar is ook docent buurtgeschiedenis bij het lesproject Oorlog in mijn Buurt. ‘Weten jullie nog wat ik jullie verteld heb?’ vraagt hij als ze elkaar weer ontmoeten, nu in interviewsetting op het Miep Giesplantsoen. Meysa, Dean, Pelifio en Younes van de Rivierenschool weten zijn lessen van de buurtwandeling nog goed. Dit keer hebben ze vooral vragen over zijn vader.
Hoe was de jeugd van uw vader?
‘Mijn vader groeide op in een arm gezin op Kattenburg, een wijk vlakbij het Scheepvaartmuseum. Zijn vader werkte op een schip en was heel veel weg. Mijn vader was best een pienter jongetje, maar moest na de lagere school gaan werken bij een fietsenmaker om mee te helpen geld te verdienen. Toen hij vijftien was, ging zijn broer naar Spanje om in de burgeroorlog daar te vechten tegen dictator Franco. Via zijn broer hoorde mijn vader over het fascisme daar en in Duitsland. Zo was hij al vroeg op de hoogte van de ideeën van Hitler en van het feit dat mensen die anders dachten, zoals communisten en socialisten, in Duitsland in concentratiekampen als Dachau werden gestopt. Dat gebeurde al vanaf 1933.’
Wat vindt u ervan dat uw vader in het verzet zat?
‘Ik vind het eigenlijk wel heel erg geweldig. Hij deed iets heel gevaarlijks. Hij kon opgepakt worden en in die tijd kreeg je geen eerlijk proces. Je werd soms gemarteld en je kon worden doodgeschoten. Dus als je in het verzet zat, was je heel heldhaftig. En er waren niet zoveel heldhaftige mensen in Nederland. De mensen die verzet pleegden, dat was maar een hele kleine groep. Dus ik ben wel trots op mijn vader. Maar het had ook een keerzijde. In het begin zat mijn vader in het gewone verzet. Hij zorgde dat De Waarheid, een geheime krant, werd verspreid, hij hielp Joodse mensen onderduiken en hij deelde pamfletten uit tijdens de Februaristaking aan mensen die op tram stonden te wachten die maar niet kwam. In dat pamflet, met de oproep ‘STAAKT! STAAKT! STAAKT!’, werd uitgelegd waarom de tramconducteurs en veel andere mensen staakten. De Amsterdammers protesteerden zo tegen de slechte behandeling van hun joodse medemens. In 1942 ging hij in het gewapend verzet. Hij kreeg toen een Walther, een pistool. Eerst om zichzelf te verdedigen, vanaf 1943 ook om mee te doen met liquidaties, het neerschieten van mensen. In deze buurt en in De Pijp woonden heel veel Jodenjagers. Dat waren mensen die op Joden jaagden en daar kregen ze veel geld voor. Dat kun je je niet voorstellen, dat mensen dat doen. Dat waren foute mensen.’
Hoe kwam uw vader aan eten tijdens de oorlog?
‘Dat was weer een voordeel als je bij het verzet zat, want daar werd voor gezorgd. Het verzet bestond meestal uit kleine groepjes, meestal vier mannen en een vrouw. Zij kregen eten via het verenigd verzet. Dat was weer een overkoepelende verzetsgroep die voor de andere groepen zorgde. Deze verzetsgroepen pleegden bijvoorbeeld overvallen op Duitse gebouwen waar wel voldoende voedsel was. En dat verdeelden ze over de andere kleine verzetsgroepen. Hij hoefde dus niet zelf voor eten te zorgen.’
Wat vond uw vader het engste tijdens de oorlog?
‘Hij was vooral bang als hij een situatie niet zelf in de hand had. Het engste dat hij meemaakte was zijn arrestatie in 1941. Amsterdammers gingen protesteren tegen de bezetting en mijn vader hing op de Albert Cuypmarkt spandoeken op met teksten tegen de Duitsers. Hij is toen opgepakt en naar de Duitse inlichtingendienst aan de Euterpestraat gebracht. Hier werden mensen van het verzet vastgehouden en ook gemarteld. Als je daar naartoe moest, was dat foute boel. Mijn vader werd er verhoord. Van wie hij dat moest doen en wie er nog meer in het verzet zaten. Hij wist dat hij niets mocht zeggen. Hij wilde niemand verraden. Hij werd gemarteld en was bang, omdat hij niet wist hoe het zou aflopen. Uiteindelijk is hij via een bevriende Duitse buurman vrijgekomen.
Hij kreeg ook opdrachten van het verzet om iemand te liquideren. Dat vond hij vooral vooraf eng. Enger dan op het moment zelf. Na afloop was het weer eng, omdat de Duitsers dan op zoek gingen naar de dader. Zouden ze erachter komen dat hij dat gedaan had? Dat angstige gevoel is de rest van zijn leven, tot aan zijn dood, bij hem gebleven. Voor hem stopte de oorlog niet op 5 mei 1945.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.