‘Voor de zekerheid had ik een naambordje om mijn nek’


Sophia, Jah-Millia en Nafkot vertellen het verhaal van Herbert Gunst
Marco Polostraat 208-3Amsterdam-WestDe Baarsjes

Herbert Gunst komt normaal gesproken graag, samen met zijn vrouw Ans, vanuit Hilversum naar de leerlingen toe. Daar wandelt hij dan steevast vanaf school met de kinderen naar zijn ouderlijk huis. Door de pandemie besluit hij thuis te blijven, maar is hij zeker ervoor in om het interview eens te proberen via de moderne mogelijkheden. En zo zien Sophia, Jah-Millia en Nafkot uit groep 7 van de Rosa Boekdrukkerschool de 89-jarige verschijnen via Whatsapp. Na hun vragen te hebben gesteld en de verhalen van Herbert Gunst, die hun leeftijd had in de oorlog, te hebben gehoord, wandelen ze met de fotograaf door de straat, langs het huis, waar het zich allemaal afspeelde.

Hoe begon voor u de oorlog?
‘Het was vroeg in de ochtend, ik lag in bed en hoorde knallen. Omdat je vroeger kanonschoten hoorde bij de geboorte van een prins of prinsesje, dacht ik dat er weer een baby was geboren. Maar het waren de Duitsers. Mijn moeder haalde me uit bed en in de huiskamer hebben we voor het raam naar de bombardementen staan kijken. De stad was nog niet zo volgebouwd. Je kon toen helemaal tot aan Schiphol, dat gebombardeerd werd, kijken.’

Hoe was het om kind te zijn in de oorlog?
‘Je was gewoon ook kind. Ik speelde met mijn spoortreintje of met mijn mecanohijskraan. Ik las boeken. En ik ging naar school, alleen wel halve dagen, want Duitse soldaten hadden onze school op het Balboaplein bezet. ’s Middags was ik dan vrij en dat vond ik best leuk. Lekker spelen met mijn vriendjes op het land bij de Erasmusgracht, aan de Hoofdweg, waar nu een groot gebouw en huizen staan. Die waren er toen nog niet. Dat was de leuke kant. De minder leuke kant was als het luchtalarm afging. Wij woonden op drie hoog en dan moesten we snel naar beneden, naar het trapportaal, dat is de gang op de begane grond. Daar stonden we dan met alle buren van nummer 208. Niet slim, dacht ik later. Als er een bom op ons huis was gevallen, hadden we het hele huis op ons hoofd gekregen. Ja, je had wel schuilkelders onder de bruggen van de Admiralengracht, maar dat was geen prettige plek. Op school konden we nergens schuilen. Als er dan luchtalarm was, bleven we maar gewoon zitten. Voor de zekerheid had ik om mijn nek een ketting met een kartonnen naambordje. Als er ooit wat zou gebeuren, zouden ze tenminste weten wie ik was.’

Wat was het ergste dat u tijdens de oorlog zag?
‘De gevechten in de lucht. Dan ging ik bij het raam kijken. Dat was eigenlijk levensgevaarlijk. De Duitsers gingen met een zoeklicht – dat is een grote straal licht – op zoek naar de Engelse bommenwerpers, die met hun bommen op weg waren naar Duitsland. Die wilden ze neerschieten en dat kon als ze deze in hun lichtstraal  hadden ‘gevangen’, waarna ze schoten met luchtafweergeschut. Dat waren zware knallen. Vuurwerk vind ik nog altijd verschrikkelijk, omdat het me daaraan doet denken. Wat ik wel spannend vond was de dag erna de straat op gaan. Als iets ontploft, krijg je stukjes afval. Zo vond ik de dag na zo’n gevecht granaatscherven. Ik heb er een bewaard, kijk! Ook de Hongerwinter was erg. Er was weinig te eten. Suikerbieten ja, maar die smaakten niet zo lekker. Bloembollen ook; die moest je pellen, want je kon niet alles ervan eten. Ook de laatste dagen van de oorlog waren erg. Door bombardementen stonden olietankers in Noord in brand. Zwarte rookwolken vulden de lucht. Maar toen was er na vijf jaar bevrijding! Mensen waren blij, vlaggen werden uitgehangen, dat was prachtig. Er werden krantjes uit vliegtuigen gegooid. Eentje heb ik er nog, de Vliegende Hollander van mei 1945. Kijk.’

Kunt u deze coronatijd vergelijken met de oorlog?
‘Je kunt het niet vergelijken. Wel zijn er wat dingen waarin deze tijd en die tijd op elkaar lijken. Het is nu toch ook wel een beetje een spannende periode. Gelukkig heb ik al twee prikken gehad, maar mijn vrouw nog niets. Oorlog en corona zijn allebei niet leuk. Er gebeuren dingen die niet fijn zijn. En je leeft onder een bepaalde spanning. Toen vond ik dingen niet leuk en nu ook niet, zoals de boekwinkels die dicht zijn. Of dat we nergens een kopje koffie kunnen drinken. Maar het is geen oorlog.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892