‘Vlakbij ons huis stond een luchtdoelgeschut’


Lasse, Silas, Zara, Zoe vertellen het verhaal van Koos Jongert
Zuideinde 92Amsterdam-Noord

Lasse, Silas, Zara en Zoe van de Twiskeschool in Amsterdam-Noord worden warm ontvangen door Koos Jongert en zijn vrouw in Oostzaan. In een gezellig ingerichte woonkamer staan de stoelen al voor de kinderen klaar. Op tafel zijn schaaltjes met allerlei lekkers… Meneer Jongert, die 4 jaar was toen de oorlog begon, kan zich nog best veel herinneren uit die tijd. Zijn vrouw was nog wat jonger, maar weet ook nog veel.

Wanneer was u het meest bang?
‘Als de vliegtuigen overkwamen. Want dan was ik bang dat er een bom zou vallen. Vlakbij ons huis stond een luchtdoelgeschut, waar de Duitsers op vliegtuigen schoten. En die konden zomaar uit de lucht vallen. De hele nacht vlogen bij ons de vliegtuigen over, op weg naar Duitsland. Het geluid was beangstigend. Een neef van mij, Jan, lag op een nacht in zijn zolderkamer te slapen toen er boven hun huis een stuk van een vliegtuig afbrak. Dat kwam precies in Jans bed terecht en hij kwam daarbij om het leven. Ik weet nog dat ik bij mijn moeder op de fiets zat toen ze dit hoorde. En ik weet ook nog dat ik met mijn vader aan het roeien was, het was prachtig mooi weer, toen twee vliegtuigen werden beschoten. Die vliegtuigen vielen zo naar beneden. Dat donderende geluid, dat vergeet ik nooit meer. Als ik een propellervliegtuig hoor, moet ik er altijd weer aan denken.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘Die was behoorlijk zwaar. Een oom van mij werkte in de melkfabriek en had daarom nog wel eens melk voor ons. Mijn vader ging ook wel op de fiets naar familie in Schagen om voedsel te halen. Het was zo’n fiets met houten banden…nou, dat was een eind weg hoor. Kwam hij terug met muffe tarwe, waar mijn moeder een beetje brood van kon bakken. In de Hongerwinter was er geen groenteboer meer, geen bakker, er was helemaal niks meer. Fietsen werden ingepikt. Je kon op de weg voetballen want er was geen verkeer. Ik heb ook nog wel suikerbieten gegeten. En als je nog een klein beetje kool had of aardappelen, maakte je moeder stamppot, dat vulde goed. Tulpenbollen en brandennetelsoep hebben we ook nog gegeten. Als kind had je er niet zo’n erg in dat je niks te eten had. Voor je ouders was het veel erger, die wilden dat je wat kon eten.’

Hoe was de bevrijding voor u?
‘Het was echt feest. Iedereen vertelde het aan elkaar door, en je hoorde het op de radio. Vlakbij ons huis was een stenen muur, waarop mensen vlaggen schilderden want echte vlaggen waren er niet meer. Bij buurtverengingen werd op alle avonden feest gevierd. En ook buiten dansten de mensen. Mijn broer ging naar de Dam om de bevrijding te vieren, maar daar begon een groepje SS’ers ineens te schieten op het publiek. Dat maakte wel indruk. Na de oorlog sprak niemand er meer over. Het was zo vers nog, iedereen wilde het vergeten. En ook na de oorlog moest je nog alles met bonnetjes kopen. Het geld werd gesaneerd. Mensen die heel veel geld hadden, bijvoorbeeld omdat ze dat hadden verdiend met zwartgeld, moesten het inleveren. Die hadden wel pech.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892