‘Via een vreselijke treinreis kwamen we aan in een weeshuis in Semarang’


Hidde, Brenda en Liselot vertellen het verhaal van Anton Stephan
Indonesië

Hidde, Brenda en Liselot van basisschool ‘t Karregat in Eindhoven zijn blij, ze mogen met de auto en via een weelderig groen park komen ze bij het gebouw waar Anton Stephan woont. Meneer Stephan, die als 13-jarige in 1946 vanuit voormalig Nederlands-Indië naar Nederland kwam, staat al klaar in de gang en zijn poes verwelkomt iedereen ook hartelijk. Hij laat trots zien hoe hij op het groen uitkijkt, ook heeft hij de tv al aanstaan voor een film die hij zelf heeft gemaakt en meer vertelt over het leven in de kampen.

Vertel eens over uw familie?
‘In 1859 kwam mijn overgrootvader naar Nederland-Indië, mijn overgrootmoeder was een Javaanse vrouw. Hun kinderen waren gemengd en werden gedoopt, waardoor ze naar school mochten. Ik ben geboren in Bandung, in de bergen, waar mijn vader officier en vlieginstructeur was. In Bandung was het koeler dan aan de kust, wat het leven daar aangenaam maakte.

Op zesjarige leeftijd ging ik naar school. In 1940 brak de oorlog uit, Japan won, en ik mocht niet meer naar school. Mijn vader moest vechten tegen de Japanners en sneuvelde. Hij had ons voorbereid met de woorden: ‘Ik ben militair en strijd voor mijn land’. We wisten dat Japan machtiger werd, maar hadden niet verwacht dat ze zouden winnen.

Later kreeg ik een stiefvader. Mijn moeder ontmoette hem in een kamp onder de Indonesiërs en trouwde met hem voordat we naar Nederland vluchtten. Aanvankelijk vond ik dat niet leuk. In Nederland werden we slecht behandeld. We hadden geen eigen huis en verhuisden van pension naar pension. Onze rantsoenbonnen werden afgepakt en op de zwarte markt verkocht.

Mijn stiefvader kon niet wennen en kon een jaar later een baan op een cacaoplantage in Suriname krijgen. De plantage was verwaarloosd en het werd een mislukking. Ik voltooide mijn middelbare school in Suriname en ging daarna studeren in Delft.’

Kan u vertellen wat u heeft meegemaakt in de kampen?
‘De verzamelingswijk in Malang bestond uit een stuk van de stad dat werd afgezet met prikkeldraad, en de mensen die daar woonden moesten kamers vrijmaken voor andere families. De huizen werden steeds voller. In maart 1942 viel Japan Indonesië binnen, en in december moesten we naar het vrouwenkamp. Ik was 9 jaar. Via een vreselijke treinreis kwamen we aan in een weeshuis in Semarang. Daar woonden oorspronkelijk zeshonderd wezen en er was een basisschool. Uiteindelijk woonden we daar met vierduizend mensen, met slechts 50 cm ruimte om te slapen. We lagen opgepropt.

Het voedsel bestond uit drie eetlepels rijst en één eetlepel groenten, met slechts 10 gram vlees. Het eten werd bereid in een gaarkeuken op een open vuur, het was niet gaar en niet lekker. ’s Ochtends kregen we pap, gemaakt van knollen, die eigenlijk alleen maar uit zetmeel bestond. Het was weinig, niet voedzaam, en erg zout, waardoor we makkelijk ziek werden, vooral met buikklachten.

We moesten ook zelf schoonmaken, maar er was nauwelijks iets om mee schoon te maken. Iedereen had een taak; ik werd ingedeeld bij de wc-ploeg. Er waren slechts twintig wc’s voor vierduizend mensen. Je moest in de rij staan en veel mensen hadden buikloop, waardoor ze het vaak niet op tijd konden ophouden.’

Hoe was het werken op het land?
‘In 1944 was ik 10 jaar oud. Met een tasje en een matje moest ik weg naar het jongenskamp. In dit kamp moest ik op het land werken, de grond bewerken en groenten planten in de hete zon. We gebruikten een ‘pasjol’, een schop, en ik had bijna geen kleren meer aan. Ik moest de torretjes uit de planten halen en aan het einde van de dag in een doosje laten zien hoeveel ik gevonden had. Als het te weinig was, kreeg ik een draai om mijn oren.

Mijn oudere broer zat ook in het kamp. Ik had veel steun aan hem. De grote jongens kregen net zoveel eten als ik. Hij kreeg hongeroedeem, waardoor zijn lichaam opzwol. De meeste mensen overleden aan dysenterie en hongeroedeem. De Japanners waren heel meedogenloos en soms moest ik toezien als anderen gestraft werden. Dit beeldje laat zien hoe ik eruitzag.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892