Vermengd met suikerbiet maakte ze daar dan koekjes van’
Emma, Johnny, Sarah en Thijmen vertellen het verhaal van Riet de Groot
Amsterdam-Noord
Emma, Johnny, Sarah en Thijmen geloven het bijna niet, maar Riet de Groot is 90 jaar! Al haar hele leven woont ze aan het Duindoornplein. In haar jeugd op nummer 10, tegenwoordig op nummer 14. Het huis ligt aan het speelplein van de Montessorischool Azalea. Ze krijgen drinken en mevrouw de Groot komt bij de kinderen zitten aan tafel, met de kat op schoot.
Hoe merkte u dat het oorlog was?
‘We merkten dat het oorlog was doordat het luchtalarm ging. We hadden op dat moment geen radio en niemand had televisie. Ik denk dat we het eerst hoorden van de buren en dat daarna het alarm afging. Vanaf het moment dat het oorlog was, gebeurde dat steeds vaker. Dan moesten we onze huizen uit rennen naar de dijk. Daar stonden toen nog geen huizen. Dan gingen we in het gras liggen en wachtten tot het over was. Na een tijdje renden we niet meer, omdat we eraan gewend waren.Ik zat op school op het Mosveld, dat was vlak bij de Fokkerfabriek. Die werd gebombardeerd door de Engelsen later. En dus moesten we ons schoolgebouw uit en de school delen met de Azaleaschool. Zij gingen ’s ochtends naar school en wij ’s middags. Ik ging veel zwemmen in het zwembad. Als het luchtalarm dan ging, werden we het zwembad uitgejaagd en moesten we de schuilkelder in. Dan stonden we daar bibberend, zonder handdoek te wachten tot we er weer uit mochten.
Heeft uw familie ondergedoken gezeten?
‘Mijn vader was half Joods, maar omdat zijn moeder christelijk was en mijn moeder ook, werd hij niet weggevoerd. Hij was actief in het verzet, maar moest door zijn afkomst extra voorzichtig zijn. We hebben een tijd een onderduiker in huis gehad. Ik sliep bij mijn zus in bed en hij sliep in een eigen bed. We waren voorbereid op wat we moesten doen als er een razzia kwam. Dan zou hij uit het raam vluchten, over het platje, naar het schoolplein. En ik zou in zijn bed gaan liggen. Een leeg bed is natuurlijk verdacht. Op nummer 8 woonde een NSB’er en we denken dat hij de onderduiker heeft gezien en ons heeft verraden. Op een nacht kwamen de Duitsers inderdaad. Of de ‘moffen’, zoals wij toen zeiden. En de onderduiker is gevlucht, zoals afgesproken. Ik was heel bang, en die avond namen de Duitsers mijn vader mee. Hij kwam pas na drie dagen weer thuis. Maar de onderduiker is veilig weggekomen en later hebben we gehoord dat hij een nieuw adres gevonden had.’
Hoe was de Hongerwinter?
‘Tijdens de Hongerwinter was er zo weinig eten in de stad, dat mijn broertje en ik een tijdje naar Enkhuizen moesten. Daar was meer eten te krijgen voor ons. Toen we daar de eerste maaltijd kregen, met spek erin, werden we er heel ziek van. We waren niks meer gewend. Thuis hadden we vaak bijna niets. Mijn moeder werkte bij een rijke familie in Zuid en van haar loon voor een dag werken kocht ze dan bij zwarthandelaren één aardappel. Vermengd met suikerbiet maakte ze daar dan koekjes van. Toen we een maand in Enkhuizen waren geweest kwam mijn moeder ons halen op de fiets. We zijn de hele weg teruggelopen van Enkhuizen naar Noord.’
Gedurende het gesprek springt de kat van mevrouw steeds op tafel. Hij is ziek en wil niet eten. Ze houdt hem met een spuitje in leven. Als de kinderen vragen of er in de oorlog ook huisdieren waren is het even stil. Riet zegt: ‘nee, die waren allemaal al lang opgegeten!’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.