‘Veel mensen hadden konijnen, die werden allemaal opgegeten’


Mae, Arthur, Sirac en Elise  vertellen het verhaal van Leo van Zadel
Amsterdam-Noord

Mae, Arthur, Sirac en Elise uit groep 7a fietsen vanuit de Twiskeschool naar het huis van Leo van Zadel  (1933) in Oostzaan. Ze hebben hun best gedaan op de vragen en hebben veel zin in het interview. De kinderen worden warm ontvangen met chocolademelk en roze koeken. Zijn vrouw vertelt dat ze altijd zo genieten als er weer kinderen langskomen, vooral ook omdat ze zelf geen kleinkinderen hebben.

Konden jullie naar Radio Oranje luisteren thuis?
‘in die tijd hij werkte mijn vader bij de PTT Post. Hij was best modern,  we hadden een grote radio in de woonkamer staan; dat had lang niet iedereen. Ik herinner me dat de oorlog uitbrak. Dat werd omgeroepen op de radio. Mijn vader opende de ramen en zette de radio ervoor, zodat de hele buurt kon horen wat er aan de hand was. Pas toen begreep ik dat de oorlog was uitgebroken. Ik was op dat moment 7 jaar en wist er niet zoveel van. Later in de oorlog moest je van de Duitsers je radio inleveren. Mijn vader heeft een oud dingetje ingeleverd en onze mooie radio hebben we gehouden. Radio Oranje was de zender vanuit Londen. Het eerste wat je hoorde was: Boem-boem-boem. Dan wist je dat Radio Oranje eraan kwam. Mijn ooms Piet en Arie kwamen ook regelmatig bij ons luisteren.’

Hoe voelde u zich in de oorlog?’
‘Vrij. Je moet je voorstellen dat ik in de vierde klas niet naar school ging. Ik was altijd thuis of op straat. De scholen waren bezet door de Duitsers. In het begin gingen we dan naar een andere school in de buurt. Dat duurde dan veertien dagen en was die ook weer bezet. De Duitsers sliepen in onze scholen. Omdat we niet naar school gingen, zorgden mijn broertje en ik voor het eten. We hadden wel tien of twaalf konijnen. Mijn vader had een heel mooi hok gemaakt. Mijn broertje en ik gingen regelmatig gras plukken buiten Amsterdam. Gras plukken voor de konijnen en houthakken voor de kachel. Die konijnen hielden we natuurlijk niet voor de show, maar die werden opgegeten. Veel mensen hadden konijnen, die werden allemaal opgegeten. Dat was vlees en vlees was er niet meer.’

Had u een onderduikplek in het oude huis waar u woonde?
‘Nee, we woonden in een kleine benedenwoning. in Amsterdam West in de John Franklinstraat.  Boven ons woonden nog drie gezinnen. Dus we hadden geen onderduikplek. Het was wel zo dat mijn vader steeds  moest onderduiken net als zijn broer Piet. Dat kwam omdat alle mannen uit Nederland, België en Frankrijk een oproep kregen om te komen werken in de Duitse fabrieken. Alle Duitse mannen zaten namelijk al in het leger. Mijn vader kreeg ook die oproep, maar hij verwonde zichzelf door sneeën te maken in zijn armen en deed er dan suiker op en ging dit uitsmeren. Toen mijn vader naar de straat ging waar hij zich moest melden ergens in de buurt van het Vondelpark werd hij naar huis gestuurd, maar hij moest wel een paar keer terugkomen. Dit heeft hij nooit gedaan. Hij ging onderduiken op een boerderij in de buurt.’

Was er eten te kort in de oorlog?
‘Ja, we hadden honger. We kregen niet genoeg bonnen om eten te halen. Het was heel beperkt. Dus je moest heel zuinig zijn. Ja, je kan het je niet voorstellen, maar ik had een broertje dat was 1,5 jaar jonger en dan kregen we maar één sneetje brood. Ik zat dan met mijn broer aan tafel en dan hield ik mijn hand zo, dat hij mijn broodje kon afpikken. Mijn vader ging met een bakfiets naar Aalsmeer om suikerbieten te halen uit een veld en we kregen de aardappelschillen van de buren. Daar maakte mijn moeder dan soep van.
Op 29 Januari 1945 is mijn zusje geboren. Dat is midden in de Hongerwinter. Ik denk dat ik haar een week heb gezien. Toen zijn mijn broer ik met een vrachtauto met kinderen met een zeildoek eroverheen naar Friesland getransporteerd. Daar werden we ondergebracht. Mijn broertje en ik wilden heel graag bij elkaar blijven, maar niemand wilde twee jongens hebben in hun gastgezin. Wij werden als laatsten geplaatst. Bij verschillende mensen, maar wel bij elkaar in de buurt. Daar heb ik negen maanden gewoond, er was genoeg te eten. Daar bestond geen oorlog. We hebben 9 maanden niks geweten over mijn ouders of zusje. We hebben nooit een brief van ze gekregen.’

Is uw leven beïnvloed door de oorlog?’
‘Ja, ik gooi niks weg. Ik verspil niks. En ik eet altijd heel snel. Als je honger hebt gekend, dan doe je dat. Wat je binnen hebt, heb je binnen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892