‘Vanwege de onderduikers mocht niemand bij mij thuis spelen’


Tulin, Lina en Juna vertellen het verhaal van Riet Hamersma-van Empel
Witte de Withstraat 52Amsterdam-West

Tulin, Lina en Juna willen aan het begin van het gesprek met Riet Hamersma hun chocolaatjes aanbieden. “Er moet eerst gewerkt worden,” antwoordt de 84-jarige opgewekt. “Ik moet het wel verdienen, hoor.” Maar hoe komt die lekkere attentie via het scherm naar Riet? Dat zullen ze nog wel merken aan het eind van het gesprek. Eerst gaan ze haar interviewen over de oorlog. Riet Hamersma woonde toen in de Witte de Withstraat, waar haar moeder een hoedenwinkel had. Ze hadden drie onderduikers in huis.

Droomt u wel eens over de oorlog?
‘Niet veel, maar ik ben er wel erg mee bezig. Vandaar dat ik sinds een jaar of vijf er graag over vertel, omdat ik wil laten weten wat er is gebeurd. Over hoe ik samen met mijn moeder – mijn vader was ergens ondergedoken – en drie Joodse onderduikers woonde. Over dat er veel stress was, maar dat ik die periode niet als heel naar heb ervaren. Met de onderduikers had ik er een familie bij. Voor mij was het heel fijn dat ze er waren. De zoon, Kick, was als een grote broer voor me. Zij hadden in 1942 een brief gekregen dat ze zich moesten melden voor een werkkamp. Ze wisten dat dat geen leuk kamp was en gingen toen bij ons onderduiken. Hun zoon was eerder al opgeroepen en zat in een werkkamp voor Joodse jongens. Boeren die daar in het verzet zaten, hebben hem helpen ontsnappen. Ze hebben hem in Zwolle op de trein gezet en in Amsterdam is hij toen met tram 7 bij ons aangekomen. Hij en zijn ouders zijn drie jaar niet buiten geweest. Met eten hadden we mazzel. Mijn moeder had voor de oorlog veel graan ingekocht. Daarvan konden we bij de bakker brood laten bakken. En ook verdiende ze nog geld met haar hoeden, zodat we net genoeg te eten hadden. Maar de oorlog had geen maand langer moeten duren. Het werd steeds minder.’

Wat was het leukste dat u meemaakte in die tijd?
‘Dat Kick, die een stuk ouder was dan ik, een keer voor Sinterklaas allemaal dingen had gemaakt. Bij de melkboer had je toen mooie boeken om plaatjes in te plakken, zoals je nu ook hebt bij Albert Heijn. Die albums had hij voor ons met Sinterklaas. Mijn moeder had van restjes stof van de hoeden die ze maakte voor het sinterklaasfeest op school sjaals en wanten gemaakt. Dat leverde ik in op school en dat werd dan verloot. Er was verder niet veel lol in die tijd, het leven ging zoals het ging. Vanwege de onderduikers bij ons thuis mochten er geen vriendinnetjes bij me spelen. Ik mocht wel bij hen spelen, maar thuis moesten we voorzichtig doen. Er zat een klein gaatje in de deur achterin huis. Als de winkelbel ging – wij woonden achter de winkel – kon je zien wie er binnenkwam. En of het veilig was.’

Waar zaten de onderduikers verstopt?
‘Er was een luik naar een kelder. Dat was een lage ruimte, een kruipruimte. Mensen van het verzet hadden een extra muur gemaakt van latten met grijs papier erop. Daarop hadden ze stenen geschilderd alsof het een echte muur was, alsof de kelder daar eindigde. Daarachter lagen koekjes en matrassen en dekens en een emmer voor als je moest plassen. Als er een razzia was, moesten de onderduikers via die kelder naar die verstopplek toe. Dat is gelukkig niet vaak gebeurd. Ze waren verder gewoon in huis. De vrouw, tante Doortje, werd een soort tweede moeder voor mij. Zij deed bijna het hele huishouden, haar man deed de administratie en hun zoon allerlei klusjes. Zo kon mijn moeder werken. Kick had in de tuin snijbonen en tabaksbladeren en daar verdienden we ook wat mee. Ondertussen was ik in die tijd in de groei, maar er was niks aan kleding te koop. Van uitgehaalde wol werd ondergoed gebreid en dat kriebelde afschuwelijk. ’s Zomers liep ik op houten kleppers met een riempje eroverheen en ’s winters sneed mijn moeder de punten van mijn schoenen af, zodat ik ze nog wel aan kon. Mijn tenen staken eruit. Koud? Tja, dan deed je maar sokken aan.’

En toen kreeg Riet Hamersma chocolaatjes als bedankje. Per post was dat opgestuurd naar haar dochter Monique, die ze op het juiste moment voor haar neerlegde. Een leuke verrassing.

Na de oorlog is de moeder van Riet Hamersma in Yad Vashem onderscheiden met de eretitel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’, bedoeld voor mensen die zelf niet Joods zijn en met gevaar voor eigen leven tijdens de Tweede Wereldoorlog Joodse medeburgers hebben geprobeerd te redden. Riet hoopt Yad Vashem ooit nog te kunnen bezoeken.


Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892