‘Van mijn verjaardagsgeld kocht ik een half brood’


Aron, Mo, Enes en Isra vertellen het verhaal van Stien de Koning
Van Hallstraat 80Amsterdam-West

Aron, Mo, Enes en Isra interviewen Stien de Koning. Zij werd geboren in 1936 en groeide op in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam-West. Aan de kinderen vertelt ze dat ze geen enge dingen zoals vermoorde familieleden of zoals onderduikers in huis heeft meegemaakt, maar dat ze de oorlog wel als iets heel angstigs heeft ervaren.

Hoe wist u dat het oorlog was?
‘Mijn ouders vertelden me dat. En je hoorde ineens veel vliegtuigen en je mocht niks meer. Die vliegtuigen waren hartstikke angstig. Ik was drie jaar, maar ik weet het nog heel goed. Het was een heel andere tijd. Je kan je nu niet meer voorstellen hoe dat was. Ik had tien broers en zussen en ik was de jongste. Nu vinden jullie zes broers en zussen al veel, maar toen hadden mensen bijna allemaal veel kinderen. In één portiek woonden in totaal tachtig kinderen. Met zoveel kinderen was wel leuk, maar met eten was het moeilijk. We kregen van de buurman iedere dag twee boterhammen en een bord avondeten, één schep. Die buurman had ook kolen, maar hij had zelf geen kachel. Wij hadden wel een kachel, maar geen kolen. Dus onze kachel ging naar hem, en dan konden wij bij hem gaan zitten.’

Was u bang toen dit alles begon?
‘Ja, ik was zeker bang. De Duitsers vlogen altijd heel hard en de Engelsen vlogen hoog. Dan hoorde je zo’n heel zacht geluid en dan wist je dat er gebombardeerd ging worden. Bij ons in de buurt is er nog eentje gevallen. Er zijn zeven mensen omgekomen. De piloot is gevlucht en bij een mevrouw onder gedoken. Die kregen uiteindelijk een relatie. Dat is een mooi verhaal.
Ik herinner me ook dat er om acht uur heel hard een luchtalarm afging. Dan moest je binnen zijn. Zo werd alles steeds minder. Het eten was op de bon, je kreeg maar een half brood per week. Er was ook zwarte handel, verboden dus, op de hoek van de straat. Dan kon je een brood kopen voor 35 gulden! Dat was echt heel veel geld. Ik had voor mijn verjaardag zestien gulden gekregen – van die wat, van die wat – en mijn moeder heeft er ook een gulden bijgedaan en toen had ik genoeg om een half brood te kopen. Dat deelde ik met mijn broers en zussen. Zo deden we dat altijd: alles delen.’

Waar maakte u zich het meest zorgen over?
Over mijn familie. Mijn oudere broers moesten naar Duitsland om daar te werken in de fabrieken. Je maakte je zorgen, omdat je niet wist of ze terug kwamen. Dat zijn ze wel, lopend, zonder schoenen. Onderweg hebben ze in een hooiberg geslapen. Ik liep ook op blote voeten, omdat ik geen schoenen meer had. Je deed veel lopend toen. De buurman liep bijvoorbeeld elke week helemaal naar Alkmaar om daar bij de boeren spullen te ruilen voor eten. We ruilden wat we hadden, anders hadden we geen eten. Mijn moeder had een mooie klok die ze heeft ingeruild. We aten tulpenbollen en aardappelschillen. Suikerbieten raspten we en daar werden koekjes van gemaakt. Maar er waren ook dagen dat er gewoon geen eten was. Mijn vader was heel erg ziek, hij is net voor de Bevrijding gestorven. Hij had waarschijnlijk keelkanker, maar ze zeiden toen dat het tuberculose was.’

Heeft u ook mooie momenten meegemaakt?
‘Ja, de Bevrijding was een mooi moment. De Zweden gooiden toen wittebrood uit het vliegtuig, dat was net cake! En er kwamen allemaal soldaten op tanks door de straat en het was overal feest van mensen die terugkwamen uit kampen. Mijn broer had Joodse vrienden, daar had hij allemaal spullen van bewaard voor ze naar Duitsland gingen. Na de oorlog zijn ze gelukkig teruggekomen. Ze konden hun spullen op komen halen. Ja, dat was me wat. Maar het is goed dat jullie het weten. Nu hebben jullie mobiele telefoons, dat hadden wij allemaal niet. Jullie weten niet hoe rijk jullie zijn.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892