Tot de melkboer zei :‘breng dat kind maar bij ons’


Cataliyah, Louay, Milan en Jharralaissah vertellen het verhaal van Anneke Koehof
Amsterdam-Noord

Cataliyah, Louay, Milan en Jharralaissah  van Basisschool De Botteloef interviewen Anneke Koehof in haar gezellige huis. Zij vertelt het verhaal van haar tante Roos, die tijdens de oorlog en daarna bij Hollandia Kattenburg werkte. Ze heeft daar gezien hoe haar Joodse collega’s werden opgepakt, op 11 november 1942, toen de Grüne Polizei aan de deur stond en 367 Joodse personeelsleden werden weggevoerd. Mevrouw Koehof vertelde ook over haar vader, die niet voor de Duitsers wilde werken en werd opgepakt. Ook hoe ze zelf de oorlog is doorgekomen nadat haar moeder was overleden bij haar geboorte.

Wat gebeurde er op de dag van de razzia?
Mevrouw Koehof leest voor uit het verhaal dat ze over haar tante heeft geschreven;
‘Op die dag, woensdag 11 november 1942, vielen ze ineens binnen. Ik werkte op de gummi-afdeling, daar kwamen ze het eerst. Een vervanger van de eigenlijke directeur, een Verwalter, wilde iets zeggen tegen het personeel, maar hij moest zwijgen.We werden als schapen en bokken gescheiden, de Joden moesten aan de ene kant gaan staan en wij aan de andere. Als eerste werd Rebecca Groenteman eruit gehaald, zij was communistisch en dat wisten die Duitsers  precies. Ik weet zeker dat dát verraderswerk moet zijn geweest en ik weet ook door wie ze zijn verraden. Ze hadden lijsten met namen bij zich en de joodse medewerkers werden een voor een afgeroepen. Het was verschrikkelijk.We hebben uren zo gestaan. Ze kwamen om vier uur in de middag en wij mochten pas om acht  uur ’s avonds weg. We zagen onze joodse collega’s wegvoeren in vrachtauto’s.  Toen we eindelijk weg mochten ben ik  zo snel ik kon naar de Transvaalbuurt gegaan om gezinnen van personeelsleden  te waarschuwen en ik was daar net binnen toen ze gehaald werden door Nederlandse politieambtenaren. Het was na die tijd heel moeilijk om weer naar het werk te gaan, maar we moesten door. Later ben ik cheffin geworden, dat zou nooit gebeurd zijn als de Joodse werknemers niet waren opgehaald; het was een promotie met een rouwrand’.

Wat is er met uw ouders gebeurd tijdens de oorlog?
‘Toen ik ben geboren is mijn moeder doodgegaan, dus ik heb mijn moeder nooit gekend. Mijn vader was ‘werkweigeraar’. Hij wou niet voor de Duitsers werken, dus moest hij onderduiken. Maar hij is verraden. Hij is opgehaald en werd eerst naar kamp Amersfoort gebracht, een heel streng kamp. Daar is hij mishandeld. Vervolgens is hij naar Vught gebracht; ook een gevangenenkamp van de Duitsers. Hij heeft Duitsland, in Essen en Hannover, verplicht moeten werken Er zijn dingen die ik nu pas te weten kom, want weet je, er werd thuis nooit over gesproken, het was te erg om over te praten. Maar mijn vader heeft wel weten te vluchten.’

Hoe is uw vader gevlucht?
‘In Duitsland moesten de mensen op het land werken, of in fabrieken. En er waren dus ook mensen die met bussen werden gehaald en gebracht, van en naar het gevangeniskamp. Er waren ook bussen die naar Nederland teruggingen met Nederlandse arbeiders, die kennelijk ook wel eens naar huis mochten. Het waren bussen met zowel voor- en achterdeuren, dus hij is op een dag door zo’n achterdeur geglipt en is gewoon tussen de mensen in gaan zitten, om op die manier weg te komen. Die bus kwam langs een weg met een hele lange vaart en daar stonden ze hoor, die Duitsers; controle. Oh jee, dat was natuurlijk foute boel hè, want daar zouden ze hem te pakken nemen. Toen is hij uit de bus geglipt en is hij van een dijk af gegaan en is gewoon steeds onder water gegaan. Elke keer als er weer een Duitser over die dijk aankwam zetten, moest hij maken dat hij onder water kwam. En dat is uren zo doorgegaan. Pas toen het ’s avonds heel donker was en de Duitsers weg waren, kon hij uit het water komen. En zo is hij gevlucht. Hij is in het donker helemaal langs de spoorbaan gaan lopen. En zo is hij toch in Nederland aangekomen.’

Wat is er met u gebeurd na uw geboorte?
Ik had even geluk! Ik had je verteld dat mijn moeder was overleden met mijn geboorte. Maar niemand kon een baby erbij hebben. Er was geen geld voor. Mensen hadden geen eten en ze hadden al helemaal geen melk voor een baby. Dus ik ben eerst naar die geweest en naar een tante. Maar ja, die kreeg zelf een kind dus dat kon ook weer niet. En dan weer naar een vriendin van een tante… dus ik ben als baby erg heen en weer gebracht. Tot de melkboer die op de hoek woonde zei :‘breng dat kind maar bij ons’. Zo ben ik bij de melkboer terecht gekomen die in ieder geval melk had; dus ik had het goed. En ongeveer tot mijn derde, vierde jaar heb ik daar gewoond. Tot mijn vader een nieuwe vrouw ontmoette en zij werd mijn tweede moeder.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892