‘Toen wist ik dat er iets niet klopte’


Senna, Merdan, Dyan en Sem vertellen het verhaal van Marian Schaap
Zaandam

Het interview begon op school waar wij mevrouw Schaap (1944) ontmoette. Wij (Senna, Merdan, Dyan en Sem) vonden haar er meteen al vriendelijk uitzien. Ze gaf ons een hand en stelde zich voor. Ze was erg aardig en ze gaf ons het gevoel dat zij haar verhaal graag met ons wilde delen. Wat voor ons fijn was, aangezien wij best wel gespannen waren voor dit interview.

Waarom wilde u alles te weten te komen over de oorlog?
‘Eerst wilden mijn zus en mijn ouders niet over de oorlog praten, maar toen ik op een dag een document vond met mijn zus haar naam en een andere achternaam, wist ik dat er iets niet klopte en dat het met de oorlog te maken had. Ik besloot om het allemaal uit te zoeken. Ik begon met het vragen aan mijn moeder. Zij vertelde mij dat ze mijn zus had geadopteerd tijdens een inval door de Duitsers bij onze buren die joods waren (mijn buren waren de echte ouders van mijn zus). Ook vertelde ze wat er allemaal was gebeurd in de oorlog. Al die vreselijke gebeurtenissen zoals met joden en homo’s en lesbo’s.’

Bent u joods?
‘Wij waren gereformeerd, dat was allemaal nog apart vroeger. Er waren toen veel meer soorten geloven; ‘hervormd’ en ‘gereformeerd’ is samengegaan en dat heet nu protestantse kerk. In de gereformeerde kerk in Zaandam was een stevige verzetsgroep en de leider daarvan heette Willem Brinkman en hij was eigenaar van een boekhandel. En als je een onderduiker in huis wilde nemen, dan zei je dat tegen iemand die in het verzet zat. Mijn ouders die waren nog geen dertig, zeiden dat ze dat wel wilden. Mijn ouders hadden ook een stapeltje illegale kranten.’

Wat deden uw ouders tijdens de oorlog?
‘Mijn vader werkte bij de Hembrug in de munitiefabriek. Dat was een soort van werken voor de Duitsers, zodat hij niet naar Duitsland hoefde om daar te gaan werken. Later werkte hij bij de administratie, waar soms lijsten stonden met namen die de Duitsers wilden oppakken. Hij zei dan tegen die mensen dat ze moesten onderduiken.
Vrouwen gingen weleens op hongertochten. Met de fiets op houten banden, want er was geen rubber meer. Vrouwen werkten in die tijd niet buitenshuis. In mijn jeugd zag ik mijn moeder nooit naar buiten gaan om te werken. Zij was altijd thuis bezig om voor de kinderen te zorgen.’

Hadden u oma of opa nog trauma’s over de oorlog?
‘Opa en oma praatten er ook nooit over. Mijn vader was één van de jongste kinderen uit dat gezin, dus toen ik jong was waren mijn opa en oma al redelijk oud. Toen mijn opa overleed was ik een jaar of zeven, dus aan hem heb ik geen duidelijke herinneringen. Ik weet alleen dat het een hele gesloten man was. Hij zat altijd in zijn stoel met zijn grote snor en mijn oma zorgde altijd overal voor. Zij overleed toen ik twaalf was, dus daar heb ik ook niet hele stevige herinneringen, en bovendien waren we toen verhuisd.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892