‘Toen mijn moeder mij na de oorlog kwam halen zei ik tegen mijn pleegmoeder, wie is die mevrouw?’
Morris, Jayden, Meyra, Roan en Yfke vertellen het verhaal van Samuel de Leeuw
HeerlenAmsterdam-Noord
Morris, Jayden, Meyra, Roan en Yfke van de Twiske school, wonen allemaal in Amsterdam noord, waar de vader van Samuel de Leeuw (1941) in de oorlog werkte bij Hollandia Kattenburg; een regenjassenfabriek. Meneer de Leeuw is geboren in het begin van de oorlog. Zijn vader is in 1942 opgepakt omdat hij Joods was en is uiteindelijk vermoord in het concentratiekamp Auschwitz. Hijzelf bleef alleen met zijn moeder achter, totdat meneer de Leeuw in Heerlen bij pleegouders terechtkwam.
Waar kwam jij terecht in de oorlog?
‘Ik werd ondergebracht bij een gezin in Heerlen, via het verzet. Deze verzetsgroep bracht 270 kinderen in veiligheid en ze hebben het allemaal overleefd. Daar kwam ik bij mijn pleegouders, die zelf geen kinderen hadden. Ze deden daarom net alsof ik hun zoon was. Ik kreeg ook een andere naam: Baukje. Mijn moeder is later zelf ondergedoken in een grote villa in Heiloo, bij een gezin met drie kinderen, waar ze voor gezorgd heeft. De vader was ondergedoken in de kelder van zijn eigen huis! Zijn kinderen wisten van niets.’
Hoe bracht je je tijd door toen je ondergedoken zat?
‘Als ‘eigen kind’ van mijn pleegouders ging ik gewoon naar school. Ook speelde ik veel op de hei en met andere kinderen van de buurt. Mijn pleegvader maakte houten auto’s voor mij.’
Zijn er familieleden of bekenden doodgegaan tijdens de oorlog?
‘Mijn vader, opa en oma zijn vermoord. Mijn moeder kwam uit een gezin met 11 kinderen, dus in totaal zijn er wel 200 familieleden van mij vermoord in de oorlog aan mijn moeder’s kant en vader’s kant. Omdat ik na de oorlog weinig familie had, voelde ik mij altijd anders; apart.’
Hoe was de Hongerwinter?
‘In Limburg was er geen Hongerwinter, want Limburg was in september 1944 al bevrijd. In het Westen zijn wel veel mensen overleden (20.000). Mensen verbrandden hun deuren in hun kachels voor warmte en aten hun huisdieren op. En er waren gaarkeukens. De gemeenten gingen keukens maken, waar gekookt werd. Dan stonden de mensen in de rij met een pannetje om eten te halen. Als die grote pannen leeg waren, gingen kinderen vaak nog met hun vingers de pan uitschrapen. Of mensen gingen stelen van andere mensen.’
Heb je na de oorlog nog contact gehad met je pleegouders?
‘Ik was 5 jaar toen mijn moeder mij kwam ophalen na de oorlog. Ik zei toen tegen mijn pleegmoeder: ‘Wie is die mevrouw?’ Ik moest erg wennen omdat ik 1 jaar was toen ik bij mijn pleegouders kwam en ik mijn echte moeder niet meer kon herinneren. Mijn moeder nam mij mee naar Amsterdam, maar ik ging ook nog terug naar Limburg totdat ik in Amsterdam en aan mijn moeder gewend was. Ik heb mijn leven lang contact gehouden met mijn pleegouders en ben hun heel dankbaar wat ze voor mij hebben gedaan. Als de Duitsers erachter kwamen dat je onderduikers had, werd je namelijk doodgeschoten of naar een kamp gebracht. Iedere vakantie ben ik teruggegaan naar mijn pleegouders in Limburg. Ook toen ik zelf kinderen kreeg kwam ik er nog.
Was je bij de Bevrijding op de dam?
‘Ik was niet op de dam, want ik was nog in Limburg. Ik kan mij wel herinneren dat er tanks met Amerikanen door de straten reden en mensen erachteraan renden en blij waren. De Amerikanen deelden chocolade en kauwgom uit. Mensen hadden heel lang niets lekkers gehad.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.