Toen ik hier net was kreeg ik vragen als: waar is je bananenrokje?’


Noor en Lara vertellen het verhaal van Inge Bruyn
Indonesië

Noor en Lara mogen Inge Bruyn interviewen in de lerarenkamer van hun school De Brug in Sint Maartensbrug. Omdat het daar vrij donker is, besluiten ze naar de tuin te gaan, daar is het heerlijk in de zon. Mevrouw Bruyn (1949) en de kinderen installeren zich aan een picknicktafel en het interview kan beginnen.

Hoe woonde u in Indonesië?
‘Wij woonden in Soerabaja aan de rivier, in een compound waar alleen Nederlandse mensen woonden. Ik mocht niet alleen van de compound af omdat mijn moeder dat te gevaarlijk vond. Als ik naar school moest, gingen we met een bus, een hele grote bus waar dan maar twee kindjes in zaten. Onze baboe ging altijd naar de markt, maar ik mocht dus nooit mee, heel jammer vond ik dat.

Ook speelden er aan de andere kant van de muur kinderen waar ik niet mee mocht spelen. Maar dat wilde ik wel graag. Daarom gooide ik mijn poppen over de muur en dan dacht ik dat die kinderen ze wel terug zouden brengen. Maar nee, die dachten: wat een mooie poppen, yeah! En mijn moeder maar nieuwe poppen kopen voor mij.

Het was bloedheet en we douchten twee maal per dag, ‘s middags hielden we een siësta. Maar ik had er geen zin in, dus als mijn ouders sliepen, gingen wij van alles doen. Ik mocht bijvoorbeeld niet praten met de baboe. Als ik iets tegen de baboe wilde zeggen zei ik het tegen mijn moeder en die zei het tegen de baboe, vreemd he? Maar als mijn ouders sliepen, ging ik stiekem naar de keuken, met de baboe praten, en als mijn moeder wakker werd rende ik de achterdeur uit.’

Hoe zijn uw ouders in Indonesië terechtgekomen?
‘Mijn overgrootmoeder was een Javaanse en mijn overgrootvader een Nederlander. Ze werden allebei verstoten door hun familie. Mijn overgrootvader omdat hij verliefd werd op een baboe: dat was ver beneden zijn stand. En mijn overgrootmoeder omdat ze trouwde met een verrader omdat mijn overgrootvader bij het leger zat.

Standen waren en zijn in Indonesië erg belangrijk. Bij bruiloften bijvoorbeeld worden huisjes neergezet; hoe rijker hoe groter de huisjes. Als je geld had was je belangrijk. Maar ook speelde je huidskleur mee: hoe lichter je huid hoe belangrijker je was. Wat een mooi Indisch meisje, zeiden de mensen dan, zo blank. Ik was donker dus niet zoveel bijzonders. Maar ja, je bent wie je bent.’

Bent u veel verhuisd?
‘Ik ben heel vaak verhuisd, van Soerabaja naar Jakarta naar Bandung, weer terug naar Jakarta. Na de oorlog wilde Indonesië niet meer dat Nederland de baas was. Ik begreep als kind nooit wat er aan de hand was, maar voelde het wel. In Jakarta was de sfeer gespannen en er werd veel gevochten in de wijk waar ik woonde.

Mijn vader mocht eens per jaar op verlof naar Nederland zodat hij bijvoorbeeld zijn moeder kon zien. Ik dacht dat we op vakantie gingen, dat hadden ze mij gezegd, maar we namen wel heel veel spullen mee. En op de boot zei mijn moeder dat we niet meer terug mochten, dat voelde heel vreemd.

Ik was 8 jaar toen ik naar Nederland kwam. We kwamen terecht in een contractpension, een heel groot huis, een soort van hotel. Daar kregen wij twee kamers. Het was erg sober en we mochten maar eens per week in bad; we mochten niet onder de douche. Toen we aankwamen was er geen eten voor de baby. Mijn vader is toen naar de politie gegaan en een agent is meegegaan naar de melkboer om eten te kopen voor de baby. We kwamen gelukkig snel aan een huis, de baas van mijn vader had dat geregeld.

In Nederland kwam ik op een katholieke school terecht waar ik ineens moest bidden en commune moest doen. Alle meisjes kregen een witte jurk met een kroontje en je moest biechten. Omdat ik een dromer was en liever bloemetjes plukte, kwam ik bijna iedere dag te laat op school.

In het begin kreeg ik vragen als: woonde je in een hutje? En waar is je bananenrokje? Ze voelden ook aan mijn huid en vroegen of ik mijn oogjes niet moest wassen. Heel raar vond ik dat. Maar veel deed dat me niet. Later heb ik er wel erg last van gehad, dat heeft veel invloed op je leven.

Mijn vader was ingenieur. Maar zijn diploma gold hier niet, daarom moest hij terug naar de schoolbanken. Mensen hadden ook een houding van: hij zal wel niets weten. Maar als hij ergens werkte, kwamen ze er snel achter dat hij heel veel wist.’

En hoe was het voor uw moeder?
‘Mijn moeder was gewend dat er allemaal mensen voor haar werkten die alles voor haar deden. In Nederland was dat compleet anders. Mijn moeder was niet gewend te koken en op te ruimen; ze kon niets zelf, dus ze vond het vreselijk. Koken kon ze ook niet, dan ging ze de Margriet lezen en was het weer aangebrand. Mijn moeder zei altijd: gedraag je netjes want je bent een goede burger. Nou, ik had bij de boeren gezien dat zij slurpten en dacht dat ook te proberen maar mijn moeder ging meteen door het dak.’

Voelt u zich Nederlands?
‘Dat is een raar gevoel. Ik ben niet Indonesisch, niet Javaans, niet Nederlands, tussen wal en schip noem je dat. Ik noem mezelf een wereldburger.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892