‘Toen ik 6 weken oud was, ging ik bij Janna en Albert Wittenberg onderduiken’
Ebe, Hanna en Cecilie vertellen het verhaal van Betty Mock
President BrandstraatDe Rivierenbuurt
Ebe, Hanna en Cecilie van de Pinksterbloem in Amsterdam-Oost spreken met Betty Mock over haar herinneringen aan de oorlog. Ze is pas in 1943 geboren, maar kan toch veel vertellen over deze periode. De kinderen luisteren aandachtig naar haar verhaal.
Wat gebeurde er met uw ouders en u als baby?
‘Mijn vader werd al vroeg tijdens de oorlog in Nederland in een werkkamp geplaatst. Later werd hij naar Westerbork gebracht. Vanuit Westerbork werd hij uiteindelijk vermoord in de gaskamer. Mijn moeder werd ongeveer een half jaar later opgepakt. Ik was toen zes weken oud. Zij kreeg een oproep van de Duitsers om zich te melden. Iedereen dacht dat ze naar een werkkamp moest, maar dat was niet het geval.
In hetzelfde gebouw waar wij woonden, woonde ook de beste vriendin van mijn moeder, een niet-Joodse vrouw. Ze stelde voor om mij tijdelijk op te vangen. En zo gebeurde het, toen ik zes weken oud was, dat ik bij Janna en Albert Wittenberg ging onderduiken. Ik ben daar de rest van de oorlog gebleven.’
Wat gebeurde er met uw moeder nadat u bij de Wittenbergs ging wonen?
‘Mijn moeder bleef nog een half jaar in Nederland. Ze kreeg toestemming om de groentewinkel van mijn grootouders open te houden. Mijn grootouders hadden een winkel in de buurt. Uiteindelijk werd ze ook naar de Hollandse Schouwburg gebracht, daarna naar Westerbork en vervolgens naar Auschwitz, waar ze samen met mijn vader in de gaskamer omkwam.’
Hoe ging het verder met u na de oorlog?
‘Toen de oorlog voorbij was, woonde ik nog bij mijn onderduikmoeder. Ze hadden me officieel ingeschreven in hun trouwboekje als hun derde kind, Betty Wittenberg. Dit was natuurlijk een vervalsing, maar in de oorlog werden er veel documenten vervalst. Mijn onderduikouders hadden me als hun eigen kind opgevoed.
Nadat de oorlog was afgelopen, kwam mijn oom terug uit Auschwitz. Ik werd plotseling weggesluisd naar mijn oom en tante in Laren, die ik nooit eerder had gekend. Ik herinner me nog goed de rit van Amsterdam naar Laren, waarbij mijn nieuwe vader me kwam ophalen in een auto. Na de oorlog waren er heel weinig auto’s, en ik kan me nog precies herinneren hoe ik, als klein meisje, in die donkere auto zat.
Toen ik in Laren aankwam, werd ik verwelkomd door een grote Joodse familie, van wie bijna iedereen de oorlog had overleefd. Alle neefjes en nichtjes stonden op me te wachten. Mijn nieuwe ouders vertelden de familie dat ik uit het weeshuis kwam, maar dat was dus een leugen. Ik wist het zelf ook, en herinnerde me zelfs nog mijn echte ouders en mijn broertje en zusje. Op mijn zestiende werd ik officieel geadopteerd door de familie Rijksman.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.