‘Suriname had geen universiteit’


Ihorell- Angelino, Ameera, Mariia vertellen het verhaal van Marcel de la Rose
SurinameAmsterdam-Zuidoost

Ihorell- Angelino, Ameera en Mariia uit groep 7a van IKC Wereldwijs in Amsterdam-Zuidoost interviewen meneer Marcel la Rose, die geboren is in Suriname, maar al sinds zijn 21e in Amsterdam woont. Sinds 1987 woont hij in de Bijlmer en hij heeft ook altijd gewerkt in Amsterdam- Zuidoost. Hij heeft veel belangrijke banen gehad. Zo leidde hij de organisatie van het Kwaku Festival en was hij stadsdeelvoorzitter van Amsterdam-Zuidoost.

Wat heeft u meegemaakt in Suriname?
Ik ben in Paramaribo geboren. We waren met vijf kinderen. Ik ben de op-een-na-jongste. Het mooiste van Suriname vond ik dat we er de hele dag buiten konden spelen. Je hoeft geen jas aan. Soms had ik ook geen schoenen aan. Op mijn blote voeten. En als het regent hoef je je jas niet aan te doen, want dan is het nog warm.’
‘Toen ik zeventien jaar was, heb ik een aapje gekocht van een man op straat. Waarschijnlijk had hij de moeder geschoten of gevangen en zag hij dat er een kleine baby aan de buik van de moeder zat. Toen heb ik dat aapje gekocht. Met mijn eigen geld. Mijn ouders waarschuwden dat onze hond en de aap geen vrienden zouden worden, maar ze hadden het mis. De meeste tijd zat hij wel in een kooi. Maar we lieten hem soms los en dan kwam hij op onze schouders zitten. Hij heette Jaapie. Toen ik naar Nederland ging, heeft Jaapie nog een paar jaar geleefd. Hij is van ouderdom overleden.’

Wat vond u van school in Suriname?
Op de middelbare school vond ik het heel leuk, want ik was altijd heel nieuwsgierig. Ik wilde alles weten, ik las altijd veel boeken. Toen ik van de middelbare school kwam moest ik besluiten wat ik ging doen. Ik wilde graag studeren aan een universiteit. Suriname had geen universiteit. En toen moest ik naar Nederland komen.’

Hoe bent u naar Nederland gekomen?
‘Ik heb eerst in Suriname twee jaar gewerkt en geld gespaard. Met dat geld ben ik naar Nederland gekomen in 1973, ik was toen 21 jaar. Het was voor mij de eerste keer dat ik in een vliegtuig zat. En dat was echt spannend. Het was augustus, bijna september. Ik vloog samen met een vriend naar Luxemburg. En vanaf daar moest ik met de trein naar Amsterdam. Ik had geen goede kleren bij me. Ik had het zo koud. Ik had niet eens een goede jas bij me. Ik bibberde de hele treinreis en die reis duurde best lang.’
‘Toen kwam ik in Amsterdam aan en ik werd door mijn broer opgehaald. Ik zou een tijdje bij hem logeren. In Amsterdam keek ik mijn ogen uit. Ik had nog nooit een grote stad gezien. Ik had nog nooit een tram gezien. Ik wist niet wat ik zag. Ik dacht dat ik een heleboel wist in Suriname. En toen kwam ik in Nederland. Het was heel anders dan ik had gedacht. Ik kende het van de plaatjes, maar dat het zo druk kon zijn in een stad, dat had ik me niet voorgesteld. Dat kan je niet zien van een plaatje. En zo luid. Alle geluiden van de stad. Een stad is best een plek waar er veel lawaai is. De auto’s en de trein en de mensen. Dus ik vond dat een hele bijzondere ervaring.’
‘Ik ging geografie studeren. Een studie die gaat over hoe de aarde in elkaar zit? En wat doen mensen op aarde? Waar gaan ze wel en waar gaan ze niet bouwen? De eerste vraag, die ik op mijn examen kreeg, ging over wat er gebeurt op een strand. Maar ik was in Nederland nog nooit op een strand geweest. In Suriname ga je namelijk niet naar het strand. Het strand is daar modder. Ik wist wel wat een strand was, maar ik wist niet wat er op een strand gebeurde. Dus ik heb het examen niet goed gemaakt. Ik ben gelijk met de trein naar het strand gegaan. Naar Zandvoort om te kijken hoe een strand er echt uitziet. Toen dacht ik van ‘YES’ als mijn volgende examen komt, dan weet ik hoe een strand er uitziet. Maar toen vroegen ze op het volgende examen niet over een strand. Ze vroegen over een natuurpark. En ik was nog nooit in een natuurpark geweest. Dus dat was wel wennen.’

Bent u trots op uw familie?
‘Ja, ik heb er zelfs een boek over geschreven. Het boek gaat over mijn oom Piet Bolwerk. Hij is lang geleden, in 1934, in Suriname, geboren. Zijn grootmoeder is geboren, toen er in Suriname nog slavernij was. Toen ze jong was, is de slavernij afgeschaft. Maar het voelde eigenlijk nog net als slavernij. Officieel waren ze wel vrij. Maar het voelde niet zo erg als vrijheid. En mijn oom, waarover dit boek gaat, die heeft het gemerkt, want hij kon goed leren. Hij is naar de lagere school gegaan. Daarna naar een Technische school. En toen moest hij stoppen om te gaan werken, want er was niet geld genoeg in de familie om hem te laten studeren. In dit boek ik heb geschreven hoeveel moeite hij heeft moeten doen om te worden wat hij graag wilde worden. Hij wilde graag bestuderen hoe Suriname was toen er alleen nog maar inheemsen woonden. Toen er dus nog geen Europeanen en nog geen mensen uit Afrika waren gekomen. Veel mensen zeiden tegen hem: ‘Dat kun jij helemaal niet, want je hebt alleen maar lagere school. En je hebt alleen maar technische school. Laat dit maar over aan mensen die slimmer zijn dan jij’. Maar hij heeft doorgezet en daar is hij ook erg beroemd mee geworden. Mijn oom wist alles van het binnenland van Suriname. Hij is één van de grootste deskundige geworden op het gebied van de Surinaamse geschiedenis. Hij heeft daar wel heel hard voor moeten werken.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892