Op de plantage waren ook heel veel apen dus we moesten heel snel de sinaasappels plukken anders aten de apen ze op!
vertellen het verhaal van Ed Klein
Waar woonde u in Suriname?
Ik woonde op Plantage Waterland aan de Surinamerivier. Mijn vader was de directeur van de plantage. De plantage was heel erg groot. Aan de ene kant verbouwden we koffiebomen en aan de andere kant sinaasappels. Ook stonden er grote hoge bomen die de lagere koffiebomen beschermden.
Er woonden 80 families die op de plantage werkten, de meesten kwamen uit Java. Er waren heel veel kinderen en ik groeiden tussen hen op. Er was geen verschil tussen ons, ik was wel de zoon van de baas maar qua kleur was er geen verschil, je speelde met iedereen. Omdat ik het zoontje van de baas was werd wel op ons gelet.
100 meter voor ons huis was een grote rivier, de Surinamerivier, die was wel 500 meter breed met hele grote vissen.
We hadden een boot om mee te varen, we gingen jagen en vissen en we waren de hele dag op stap met zijn allen. Ik had een heerlijke jeugd. Wij schoten met katapulten en joegen op vogels. We gingen op zaterdagen met pannetjes en rijst samen met de Javaanse jongens die veel wisten van de groenten en planten het bos in, groenten zoeken, vogels of vissen schieten en zelf een potje koken.
Er was ook een winkeltje op de plantage dat werd gerund door een Chinese familie. Daar kocht iedereen wat we niet konden verbouwen of vangen zoals brood meel en kaas. Van een dubbeltje zakgeld ging ik af en toe pindakaas bij ze kopen die zelf maakten.
Toen we 9/10 jaar waren mochten we meedoen met de koffiepluk op de plantage. De koffiebonen gingen in een grote jute zak, die om je nek hing. Ik klom in de boom en dan gooide ik de bonen erin. Als er voldoende geplukt was kwam er een boot langs om alle bonen en sinaasappelen naar de fabriek op de plantage te transporteren. Op de zak stond ook jouw naam zodat als de zak werd gewogen ze wisten wie wat kreeg uitbetaald.
Op de plantage waren ook heel veel apen dus we moesten heel snel de sinaasappels plukken anders aten de apen ze op!
Op de plantage was heel veel water en een Uitwateringssluis zorgde voor het juiste waterpeil in de sloten. Ik vond al die sloten geweldig en we probeerden altijd onze eigen sluisjes te bouwen! Vanuit die liefde ben ik waterbouwkunde gaan studeren.
Hoe was het op school?
We zaten met 50 kinderen in de klas, strak in de rij. Als de leraar boos was werd je geslagen met de lat; als je niet zo stout was sloeg de leraar op je hand en als je erg stout was op je billen.
Op school was ik 1 van de weinige witte leerlingen. Heel soms op school werd ik bacra genoemd, dat is een scheldwoord voor witte man. Er zaten kinderen in de klas die Indiaas waren, hindoestaans, Amerikaans, chinees en marron. De marrons waren tot slaafgemaakten die tijdens de slavernij gevlucht waren van de plantage diep het bos in en daar een nieuw leven op hadden gebouwd.
Er waren een heleboel tot slaafgemaakten die de omstandigheden zoals zij behandeld werden niet accepteerden. Toen de slavernij werd afgeschaft ging een deel in Paramaribo wonen maar een groot deel is in de bossen gebleven en woonden daar toen ik daar woonde. Na de slavernij haalde de plantage contractarbeiders uit China, India en later uit Indonesië. Toen ik opgroeide op Plantage waterland woonden daar de nazaten van de laatste contractarbeiders. De meesten kwamen uit Java.
Waren er gevaarlijke dieren?
Slangen en kaaimannen, een soort krokodil met een hele lange bek, waren het gevaarlijkst. Je moest wel oppassen!
1 keer fietsten we van school via de schelpenpaden naar de bus toen er 2 slangen op het pad lagen. Direct naast het pad groeide koffiebomen dus je kon niet zomaar van het pad afgaan. We moesten dus wachten totdat ze weggingen. We durfden echt niet met steentjes te gooien of met een stok de slangen te manen weg te gaan.
Wat voor directeur en vader was uw vader?
Mijn vader was de eerste die zorgde voor pensioenen voor alle medewerkers en hij behandelde de mensen goed.
Hij was niet altijd makkelijk voor zijn kinderen maar wel voor zijn werknemers.
Op Plantage Waterland was veel water en op plekken verder weg waren slangen en krokodillen. Mijn vader had nooit zicht op wat we aan het doen waren omdat de plantage zo groot was. Daarom probeerde hij ons wat kort te houden maar dat lukte niet altijd natuurlijk…
Hoe is het afgelopen met de plantage?
In 1976 werd Suriname onafhankelijk en was er veel concurrentie vanuit Brazilië. De opbrengsten gingen achteruit en de plantage werd steeds minder rendabel.
Uiteindelijk is de plantage verkocht aan Surinaamse mensen maar die hebben niets meer met de plantage gedaan.
Hoe was het om uit Suriname weg te gaan en naar Nederland te komen?
Ik had heel veel heimwee. Het was echt een hele grote verandering.
Wij spraken Surinaams Nederlands. De toon daarvan is veel zangeriger dus er werd vaak gevraagd: waar komen jullie vandaan? Zelf hoor je dat niet.
Ik herinner me nog dat 1 v.d. eerste dagen er een jongetje naar me toe kwam die zei: Ik ben Ruud, kom maar met mij mee en hij nam me op sleeptouw. Dat helpt wel.
Maar het was overweldigend. Nederland was veel drukker. Op de plantage hadden we 25 kinderen om ons heen, maar daar was het zo groot dat het niet druk was
Ik had zoveel heimwee naar de tropen.
En op 5 december zag ik voor het eerst sneeuw. Wauw! Op blote voeten rende ik naar buiten. En net zo hard weer naar binnen, wat was dat koud!
Maar ik wist altijd: ik ga hier zo snel mogelijk weer weg. Ik heb later ook in 15 verschillende de tropische landen gewerkt.
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.