‘Strompelend kwam ik het kamp uit’


Julia, Dhymaris en Ainoa vertellen het verhaal van Ronald
IndonesiëAmsterdam-Zuid

De Nijmeegse vader van Ronald was boekhouder op een suikerplantage. Zodoende groeide hij op in Nederlands-Indië. Tijdens de Bersiap-periode zat hij met zijn familie gevangen op een suikerplantage. Als tiener kwam hij naar Nederland en als jonge beroepsmilitair ging hij naar Nieuw-Guinea. Aan Julia, Dhymaris en Ainoa van het MLA in Amsterdam-Zuid vertelt hij zijn verhaal aan de hand van hun vragen.

Waar komen uw ouders vandaan en wat voor werk deden zij?
‘Mijn vader is in Nijmegen geboren en had Indische ouders. Hij werkte op kantoor van een suikerplantage als boekhouder. Mijn moeder werkte niet; het duurde toen nog heel lang voordat vrouwen mochten werken als ze getrouwd waren. Zo ging dat vroeger.’

Wat is uw sterkste herinnering aan de oorlog?
‘Dat we werden bevrijd. Ik ben strompelend het kamp uitgekomen. We werden op een schip gezet. Mensen waren uitgemergeld. Een zeeman zag mij en mijn zus en nam ons mee. Hij zette ons aan tafel en pakte twee blikjes sinaasappelmarmelade en een lepel. Wij aten ons rot ervan en waren al misselijk voor het op was. Het was lekker, maar ontzettend zoet. De resten van de marmelade wierp de zeeman zo overboord. Mijn zus en ik keken met grote ogen naar hem. We vonden het zo zonde. Dat kon je toch bewaren? Ik heb tot op de dag van vandaag altijd een reservepotje Chiffers orange marmelade in de voorraadkast liggen.’

Wanneer kwam u naar Nederland?
‘Ik kwam op mijn dertiende naar Nederland en had vier jaar achterstand op school en aanpassingsproblemen. De mensen hier wisten maar weinig van wat ons was overkomen, ze wisten niets van Nederlands-Indië. Ze vonden het gek dat we rijst met groente en vlees aten, hier was rijst een toetje.
Ik heb hier nooit mijn school afgemaakt en pas toen ik in dienst ging, ben ik opgeleid; eerst als radiomonteur en later tot rakettenbouwer. Die opleiding was in de Verenigde Staten, in Texas, in het jaar dat Kennedy werd doorgeschoten. Op de terugweg na mijn opleiding, heb ik op het schip Nieuw Amsterdam mijn vrouw ontmoet.’

U bent in 1957 uitgezonden naar Nieuw-Guinea, hoe was dat?
‘Ik was daar als beroepsmilitair in een spannende tijd, omdat Soekarno, de president van Indonesië, het gebied wilde hebben. Dat was een hele heftige politieke verwikkeling. Er werden parachutisten gestuurd, en de Nederlanders stuurde weer troepen om het gebied te verdedigen. Daar zat ik bij. De marine zat er altijd al en patrouilleerde daar met schepen. Ik zat bij de luchtmacht en hielp als radiomonteur mee een radarmast te bouwen. Ik vond het heerlijk om in Nieuw-Guinea te zijn, het leek op mijn geboorteland. Ik was er met mijn maat, ook een Indo, een Indische Europeaan, ook wel een halfbloedje genoemd. Het was leuk voor ons in Nieuw-Guinea te zijn vanwege die Indische gemeenschap, waar we welkom waren om mee te eten. Die Hollanders kregen vreselijk eten en wij aten lekker nasi.’

Bent u ooit nog teruggegaan naar Indonesië?
‘Ik heb geen familie meer in Indonesië, iedereen is geëmigreerd. Toch ben ik na 44 jaar weer één keer terug geweest en dat was meer dan genoeg. Mijn Friese vrouw heeft me bij haar hele familie geïntroduceerd en zij wilde ook wel weten waar ik vandaan kwam. Maar mijn terugkomst op Java was niet heel prettig, het was een nare confrontatie. Ik kreeg last van ptss, een posttraumatische stressstoornis, en kon daarna bijna een jaar niet werken.’

De achternaam van Ronald is bij de redactie bekend.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892