‘Straks denkt de buurt dat je met de Duitsers heult!’


Melissa, Mohammed en Neval vertellen het verhaal van Jan Aubertijn
Van Oldernbarneveldtstraat 28Amsterdam-West

Multatulischool-leerlingen Melissa, Mohammed en Neval zijn een beetje verlegen en weten niet veel te vragen. Maar Jan Aubertijn, in 1935 geboren in de Van Oldenbarneveldtstraat, heeft genoeg te vertellen.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘Er kwam een gigantische colonne militairen over de Nassaukade. Tanks en vrachtauto’s vol Duitse soldaten. Ik zat met vriendjes op de rand van de stoep en elke keer als er iets langs kwam juichten wij: “Hoi!” Opeens kwam een oudere man naar ons toe. “Dat mag niet,” zei hij. “Naar huis jullie!” Dat we niet mochten toekijken en juichen, vond ik toen jammer, maar achteraf begrijpelijk. In het begin van de oorlog werden ook scholen geconfisceerd voor Duitse soldaten, want die moesten ergens slapen. In een schoolgebouw bij ons in de buurt werden op elke etage soldaten gestationeerd. Binnen een uur wisten wij dat als je daar langsliep en “Pfennig” riep, dat ze dan Duitse centen naar beneden gooiden. Zo spaarden we allemaal Duitse centen. Dat vonden onze ouders verschrikkelijk. Maar ja, die Duitse soldaten vonden het misschien ook niet leuk om in oorlog te zijn. Een beetje contact met ons kinderen vonden ze wel leuk. Maar later in de oorlog werd het minder leuk.’

Uw moeder kwam uit Duitsland, hoorden we.
‘Inderdaad. Voor de oorlog kwam ze naar Nederland om te werken. Ze heeft toen mijn vader ontmoet en ze zijn getrouwd. Ik ben in 1935 geboren en mijn zusje Charlotte in 1939. Dat mijn moeder Duits was, gaf wel problemen. Als ik ‘s zomers met vriendjes buiten aan het voetballen was, hingen alle ouders uit het raam naar ons te kijken. Op een dag kwam er een Duitse soldaat die bij ons huis aanbelde. Dat was een neef van mijn moeder. Hij werkte op Schiphol en dacht: “Kom, ik ga bij mijn nicht een kop koffie halen”. De hele straat keek waar hij naartoe ging. Naar ons dus! Mijn vader was kwaad op mijn moeder. “Je zorgt dat er nooit meer familie komt zolang het oorlog is! Wat moet de buurt wel niet denken! Dat je met de Duitsers heult!”’

Wanneer merkte u dat alles minder werd?
‘Mijn vader moest ineens – verplicht – naar Duitsland. Dat was raar. Was ik alleen nog met mijn moeder en zusje. De laatste twee jaar van de oorlog kreeg mijn moeder geen boodschappen meer mee van de winkeliers vanwege haar Duitse accent. Ze zeiden gewoon: “Nee, hebben we niet”. Dus toen moest ik boodschappen halen. Gelukkig kwam mijn vader na anderhalf jaar terug, afgekeurd wegens ziekte. Familie van mijn moeder, haar twee broers, zijn in de oorlog gesneuveld. Dat waren dus mijn ooms.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘Dat was een hele moeilijke tijd. Een hele strenge winter. Mijn oma en opa zijn in februari 1945 gestorven van de honger. Die zaten in een bejaardentehuis en kregen geen eten meer. Mijn vader kon daar ook niet voor zorgen, want hij had al moeite om zijn eigen gezin te onderhouden. Eerst overleed mijn opa. Mijn vader heeft hem op een bakfiets naar de Zuiderkerk weggebracht. Daarna hetzelfde met mijn oma. Toen de winter voorbij was, hebben ze al die mensen in een massagraf op de Oosterbegraafplaats begraven.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892