‘Stiekem naar de achterkant van de gaarkeuken’


Ashraf, Indy/n en Nayara vertellen het verhaal van Leni en Bert Dekker 7 en 1 jaar oud toen de oorlog begon
Tweede Jacob van Campenstraat 84De Pijp

Leni en Bert Dekker zijn broer en zus en hebben hun hele leven in de Pijp gewoond. Leni was 7 en Bert was 1 toen de oorlog uitbrak en er waren nog 2 andere kinderen in het gezin. Hun vader werkte bij ‘Die Port van Cleve’, een restaurant dat aan het eind van de oorlog een gaarkeuken was. Ze vertelden dat er veel NSB’ers bij hen in de buurt woonden.

Hoe leefde uw familie in de oorlog?
Bert: “Wij hebben een tijdje met ons zessen bij onze grootouders in Noord gewoond omdat zij een kachel hadden en aan hout konden komen en wij niet. Mijn opa was socialist en een tikje anarchistisch. Er hing in huis een grote foto van Domela Nieuwenhuis en hij had een radio waarmee hij naar Radio Oranje luisterde. Ik luisterde vaak mee, maar dat mocht ik niet verder vertellen.”
Leni: “Als ik uit school kwam, moest ik in de rij staan voor eten, dan stond ik soms vier uur te wachten en dan was het uitverkocht. Als kind werd je weggeduwd door ouderen.”

Had u direct met Duitsers te maken?
Bert: “Een keer stond mijn moeder op het balkon toen er op straat iets grappigs gebeurde waar ze om moest lachen. Daarna kwam de buurvrouw van de overkant aanlopen met twee hele hoge Duitse soldaten die dachten dat ze werden uitgelachen. Een van die Duitsers trok zijn pistool en richtte dat op mijn moeder. Die schrok zich dood en was bang om weggehaald te worden. Beneden ons woonde een vrouw die Duitse kennissen had. Mijn moeder vertelde die buurvrouw dat ze zo bang was dat we weggehaald zouden worden. ‘Oh’, zei die buurvrouw: ‘Dat regel ik wel’. Een uur later kwam ze terug om te zeggen dat mijn moeder zich geen zorgen hoefde te maken. Mijn moeder was zo blij. We hadden in de buurt wel meer mensen die veel met de Duitsers hadden. Over die mensen durfden we niets lelijks te zeggen.”

Hoe bent u aan eten gekomen?
Leni: “Onze vader werkte bij ‘Die Port van Cleve’, dat werd later de Centrale Voedselvoorziening oftewel de gaarkeuken, waar je met bonnen van de gemeente eten kon halen. Ik ging vaak stiekem met mijn emmer naar de Spuistraat, waar de achterkant van de gaarkeuken was. Ik moest er omheen lopen, want de mensen mochten mij niet zien en dan deed mijn vader eten in het emmertje. Mijn moeder wachtte op mij in een zijstraat zodat we weer samen lopend teruggingen naar Noord naar opa en oma. We konden niet terug met de pont, want dan liepen we het risico dat ze in ons emmertje keken en dan moest je het afgeven.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892