‘Soms zaten we met z’n achten in de schuilkelder’


Roos, Mara, Julian en Luz vertellen het verhaal van Jane Veltman
IndonesiëAmsterdam-Oost

Jane Veltman (1936) is geboren in Makasser op Sulawesi, en verhuisde daarna naar nog heel vaak in voormalig Nederlands-Indië vanwege het werk van haar vader. Ze weet zich nog veel van die plekken te herinneren. Aan Roos, Mara, Julian en Luz van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost vertelt ze over haar leven.

Wat vond u ervan dat de oorlog uitbrak?
‘We hoorden op de radio dat de Japanners Indonesië waren binnen gevallen en dat ze steeds dichterbij kwamen. Ik was nog jong, nog maar 5 jaar, dus ik wist niet beter. Ik merkte wel dat mijn ouders bang waren. Buiten de stad werd gevochten en dan ging er een sirene, net zoals hier nu gaat elke eerste maandag van de maand, en moesten we de schuilkelder in.

Mijn moeder nam een blik met koekjes mee dus dat was wel fijn. We lazen daar of speelden met een popje. Soms sliepen we ook in de schuilkelder, er lagen matrassen in. Het was een soort kelder en daar hadden ze aarde en gras bovenop gelegd zodat het van bovenaf op een tuin leek. Soms zaten we met z’n achten in de schuilkelder: mijn ouders, zus en ik, mijn tante en haar twee kinderen en nog een tante. We moesten verduisterende gordijnen hebben zodat het licht van binnen niet van buitenaf te zien was voor de vijand.’

Hoe was het dat uw vader naar een apart kamp moest, en u met uw moeder en zusje naar een ander kamp ging?
‘Dat was heel eng. Mijn vader is eerst opgepakt en naar de gevangenis gebracht in Soerabaja. Tien dagen later zijn wij opgepakt. Er werd gevochten in de straat en ze zeiden dat het voor onze eigen veiligheid was. We werden in een bus en trein gestopt en ergens heen gereden, we wisten niet waar we naartoe gingen. Het was voor m’n moeder enger dan voor ons. De blonde mensen, de echt Hollandse mensen, werden naar een Jappenkamp gestuurd. De mensen van kleur toen nog niet. De Japanners waren in oorlog met Nederland en in het begin waren de meer donkere mensen nog wel veilig.

Maar toen de Indonesiërs vochten tegen de Nederlanders, werden we voor onze veiligheid in een kamp gestopt. Het was niet zo’n kamp als waar de Joden in Europa in werden gezet, maar het voelde wel als een kamp. Mijn vader heeft slechts vijftien dagen in de gevangenis gezeten, maar wilde daar later nooit over vertellen.

Toen wij naar Nederland gingen hadden ze hier ook oorlog gehad, ze zaten niet te wachten op nog meer ellendige verhalen. Iedereen wilde het eigenlijk vergeten. Nu is het 80 jaar geleden en nu vertellen we de verhalen. Nu realiseer ik mij dat ik een van de laatste ben die het nog kan vertellen. Iedereen heeft wel zijn eigen verhaal want overal gebeurde andere dingen.’

Merkte u iets van de koloniale samenleving?
‘Ja, maar je wist niet beter. Nu ik ouder ben ga ik er over nadenken en besef je dat het niet goed was. We hadden een vrouw in de keuken en een vrouw die de was deed en iemand die de tuin deed. Dat waren altijd Indonesische mensen. Indische mensen deden dat werk niet.

Mijn familie is Indisch, dat betekent gemengd Europees en Indonesisch. Europeanen kwamen naar Indonesië om te werken en soms kregen zij een Indonesische vrouw en kinderen; dat zijn Indische mensen. Indonesische mensen zijn uit Indonesië, zij werkten vaak in winkels en in huizen. Indische mensen werkten meestal op kantoor en Hollandse mensen in het bestuur.

Je bent zo geboren dus je wist niet beter. We praatten niet veel met het personeel, zo noemden we ze. Mijn moeder wilde dat niet. We waren natuurlijk wel vriendelijk en beleefd tegen ze.’

Bent u nog terug gegaan naar Indonesië?
‘De oorlog begon toen ik 5 jaar was en we gingen weg toen ik 15 jaar was. We zijn met de boot naar Nederland gegaan. De reis duurde een maand. Ik ben nooit meer terug gegaan. Ik ken het land eigenlijk niet zo goed omdat we in de oorlog nergens naartoe konden, we zaten vast in de stad Soerabaja.

Ik ben ook bijna niet naar de lagere school geweest omdat het toen oorlog was. Ik begon in september met school en in februari vielen de Japanners Indonesië binnen dus toen gingen de scholen dicht. Mijn moeder heeft ons les gegeven. Toen ik naar de middelbare school ging heb ik Bahasa leren spreken, dat was vroeger de taal van Maleisië.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892