‘Soms speelt toeval ook een rol’
Mason, Qiang en Choyang vertellen het verhaal van Egbert Tellegen
Den BrielAmsterdam-West
Egbert Tellegen (1937) is op de fiets vanuit Sloten naar de Rosa Boekdrukkerschool in Amsterdam-West gekomen en zit ruim op tijd voor zijn ontmoeting met de kinderen glunderend achter zijn kop koffie. Hij kijkt enorm uit naar het gesprek met Mason, Qiang & Choyang. De kinderen vinden het bijzonder dat ze iemand kunnen spreken die de Tweede Wereldoorlog zelf heeft meegemaakt en luisteren aandachtig naar zijn verhaal.
Wat is uw eerste jeugdherinnering?
‘Dat is van 1942, toen was ik 4,5 jaar. Wij woonden in een heel groot huis, een doktershuis, in Den Briel. We zaten aan het ontbijt. Opeens kwamen er Duitsers binnen en namen mijn vader mee. Dat deden ze met meer mannen. Ze hielden ze als gijzelaar. Door mijn vader, een huisarts mee te nemen, hoopten de Duitsers dat de mensen in Den Briel geen gekke dingen zouden doen. Ze wilden vast niet dat hun huisarts zou worden doodgeschoten. Officieel hadden deze gijzelaars niks verkeerd gedaan en werden ze netjes behandeld in de gevangenis. Mijn moeder en ik zijn er op bezoek geweest. En we hoopten steeds dat er in Den Briel niets zou gebeuren. Iedere avond zegden we een gebedje op en zongen we een liedje, denkend aan papa. Maar er kwam nog een extra gevaar voor mijn vader bij. In datzelfde gebouw waar deze gijzelaars zaten, zaten ook echte politiek gevangenen. Mensen die in het verzet zaten. Mijn vader mocht hen als arts bezoeken, maar gaf ook berichten aan hen door. Berichten van buitenaf die de gevangenen moesten weten voor hun veiligheid. Zo heeft mijn vader een belangrijke socialistische leider – Koos Vorrink – gewaarschuwd dat Anton van der Waals een verrader was. Anton heette eigenlijke Ton de Wilde, en was een handlanger van de Duitsers. Hij kreeg na de oorlog de doodstraf. Dat doorgeven was gevaarlijk om te doen. Een collega van mijn vader die dat ook deed werd betrapt en kwam in Auschwitz terecht, bij Mengele. Dat was een dokter die allemaal medische experimenten op gevangenen deed, afschuwelijk. Die collega heeft het overleefd en heeft gelukkig nooit verteld dat mijn vader precies hetzelfde deed. Al die gijzelaars waren trouwens hele interessante mensen. Mijn vader heeft daar hele goede vrienden aan overgehouden.’
Wat kunt u zich nog meer herinneren?
‘Ik had een oudere broer en een jongere broer. En zij hadden door bommen gedood kunnen worden. Die bommen kwamen niet van de Duitsers, maar van de Engelsen – onze vrienden in de oorlog. De Engelse vliegtuigen vlogen van Engeland, over Nederland, naar Duitsland. Waarom ze dit deden, weet ik niet precies. Het plaatsje waar ik woonde lag aan een rivier en dicht bij zee. Misschien waren die vliegtuigen aangeschoten en dreigden ze – onderweg naar Engeland – neer te storten. Misschien dachten ze: “We zijn nu bij zee, we kunnen die bommen nu wel laten vallen.” Maar ze vielen niet in zee, maar op Den Briel. Mijn oudere broer zat op de lagere school, nu heet dat de basisschool, en vlak achter die school zijn bommen gevallen. Nèt niet op zijn school. Ook vlak achter ons huis zijn bommen gevallen. Mijn jongste broertje lag thuis in zijn ledikantje of wiegje. Ik zat op de kleuterschool, maar die was wat verder weg en daar zijn geen bommen gevallen. Van één school, een vakschool voor meisjes, herinner ik me nog dat ik de resten van die school heb zien staan; je zag alleen nog een stuk muur en de rest was vernietigd. Er zijn daar toen iets van dertig meisjes omgekomen. Door bommen uit een Engels vliegtuig.’
Heeft u familieleden die zijn omgekomen in de Tweede Wereldoorlog?
‘Ja, maar weet je wat het rare is? Je denkt dan meestal aan mensen die in het verzet hebben gezeten of aan Joodse mensen. Maar soms speelt ook toeval een rol. Mijn moeder had een broer die mijnbouwkundig ingenieur was. Hij was ongetrouwd en zou naar Roemenië gaan. Maar hij had een vriend die getrouwd was en kinderen had en naar Nederlands-Indië zou gaan. Dit was nog voor de oorlog. Die vriend wilde niet zo ver weg en vroeg toen of ze konden ruilen. De broer van mijn moeder vond dat wel een interessant voorstel en ging toen naar Nederlands-Indië. Toen kwam daar de oorlog en moest hij aan de Birma-spoorlijn werken. Daar is hij omgekomen.
Ook een andere oom is omgekomen, door pech. De Nederlanders hadden een hele goede administratie, ze schreven alles op en hielden dat heel precies bij. In Den Haag was een groot bevolkingsregister, waardoor de Duitsers heel veel mensen konden opsporen en oppakken. Toen stelde het verzet in Nederland voor om dat register te vernietigen, zodat de Duitsers geen mensen meer konden vinden. Het verzet heeft aan de Engelsen gevraagd: als jullie het bombarderen, doe het dan tussen de middag. Het was zomer en dan zouden de meeste mensen buiten zijn vanwege hun lunchpauze. Je moet weten dat tussen Engeland en Nederland een uur tijdsverschil is. Daar was geen rekening mee gehouden. De bommen vielen toen ze allemaal nog in dat gebouw zaten. De broer is toen omgekomen.’
Is er nog iets dat u wilt vertellen?
‘“Toen ik in Utrecht studeerde, ontmoette ik een andere student. Hij vertelde over iets dat hij vroeger had gedaan en zich nu voor schaamde. Tijdens de oorlog woonde hij in dezelfde straat als een nicht van mijn vader, Marie Anne Tellegen. Dit was in Utrecht. Ze was – bleek later – een hele belangrijke verzetsvrouw. Ze woonde vlak naast de SD (Sicherheitsdienst). Dr. Max was haar schuilnaam.
Ik heb haar als kind wel eens ontmoet. Ze had haar haar altijd strak achterover en maakte een hele strenge indruk. Ze vond zichzelf ook wel belangrijk. En zij kwam wel eens op bezoek bij de ouders van die jongen waar ik over vertelde. Zij vonden het vreselijk als zij langskwam. Wisten zij veel dat ze een verzetsvrouw was. Wel wisten ze dat ze soms gewaarschuwd werd en dat de afspraak was: als er gevaar dreigde, dan ging de telefoon twee keer over en verdween ze onmiddellijk. Dus wat gebeurde er op een gegeven moment? Als zij op bezoek kwam, dan ging één van die kinderen naar de buren en liet de telefoon twee keer overgaan en… weg was ze. Kun je je voorstellen dat je dat als kind doet? Een manier om van dat mens af te zijn. Na de oorlog hoorden ze over de goede dingen die ze had gedaan en hadden daar achteraf wel spijt van. Nou, ik heb er ontzettend om gelachen. Dat gebeurde ook in de oorlog, dat soort dingen.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.