‘Soms deed ik mijn handen voor mijn oren om minder te horen’


Lieve, Jantje en Elisa vertellen het verhaal van Dré Korting
Tongelresestraat, Eindhoven

Dré Korting was vier jaar toen de oorlog begon. Samen met zijn tienjarige zus Jose, zijn ouders en zeven andere broertjes en zusjes woonde hij aan de Tongelresestraat. Dré was de een na jongste van het gezin en kan zich nog veel herinneren van die tijd. Samen met zus Jose is hij naar ‘t Oude Raadhuis in Tongelre gekomen om Lieve, Jantje en Elisa van basisschool ‘t Karregat te vertellen over de oorlog. Samen halen ze veel herinneringen op. Als de een het niet meer weet, weet de ander het wel.

Hadden jullie genoeg te eten tijdens de oorlog?
‘Wij hebben geen honger gehad. Mijn broertjes en ik kochten eten bij de boeren. Dat was verboden, maar wij smokkelden dat op de fiets of slee mee naar huis. Ik moest dan op het vlees gaan zitten, zodat de Duitsers het niet konden zien. Dat was een avontuur, omdat ik bang was dat ze het vlees zouden vinden. We hadden ook etensbonnen, drie stuks per maand voor suiker, brood en koffie, die mijn ouders met andere gezinnen uit de buurt ruilden als wij geen koffie of suiker meer hadden.’

Moesten jullie wel eens in de schuilkelder?
‘Ik herinner me nog dat als er ‘s nachts vliegtuigen overvlogen ik samen met mijn broertje, waarmee ik in één bed sliep, onder de dekens kroop van angst. Daar bleven we net zolang totdat we niets meer hoorden. Als het luchtalarm afging en de vliegtuigen laag overvlogen, moesten we de schuilkelder in. Het was daar donker. Ik was altijd bang dat de bommen op de schuilkelder zouden vallen, maar gelukkig is dat nooit gebeurd. Soms deed ik mijn handen voor mijn oren om minder te horen. We hadden een olielampje in de kelder en er stonden banken met enkele kussentjes waar we op konden zitten, maar het was er zeker in de winter erg koud. Het rook er niet lekker en de binnenkant was van zand. Ook de buren kwamen vaak bij ons schuilen, waardoor het erg druk was. We hadden niets te eten. Wel lagen er zakken aardappels die mijn ouders daar verstopten voor de Duitsers. Als we weer uit de schuilkelder mochten, gingen mijn broertjes en ik kogelhulzen zoeken bij het spoor. Dat vonden we spannend en erg leuk.’

Gingen jullie naar school in de oorlog?
‘De school was bezet en daardoor hadden we geen les. Boer Faassen op de Loostraat had een grote stal die hij leegmaakte en daar kregen we dan iedere morgen les. Dat was heel leuk. De boerderij staat er nu nog steeds en als ik er langskom, denk ik nog terug aan die tijd dat ik daar in de boerderij les heb gehad. Als we vrij waren, had je geen speelgoed of zo om mee te spelen. Wel had ik een fiets waar geen echte fietsbanden meer op zaten. We deden er dan een tuinslag om, zodat we toch konden fietsen. Elektriciteit was er weinig. ‘s Avonds stond er een olielamp op tafel; in de winter was het koud en donker in huis. We wasten ons één keer per week in een teil met Sunlightzeep. We werden allemaal in hetzelfde water gewassen. We hadden geen shampoo, maar wel stofkammen omdat we vaak luizen hadden. Als we niet op school zaten, gingen mijn zusjes handwerken en de jongens bouwden tenten en natuurlijk deden we ook aan knikkeren, pintollen en knellen. We hadden ook een schommel in de tuin waar we veel gebruik van maakten.’

Konden jullie ook nieuwe kleren kopen in de oorlog?
‘Er was geen geld voor kleren. Als iets versleten was dan haalde mijn moeder de kleren met een tornmesje uit elkaar en draaide ze de stof om. Zo werd alles weer in elkaar genaaid. De binnenkant zag er nog goed uit en dan was het net of je weer iets nieuws aan had. De versleten buitenkant zat dan aan de binnenkant. Oude truien die te klein waren, werden helemaal uitgehaald. Dan knipte mijn moeder een draad los en kon je de hele trui uitrekken. Dat draad rolden we tot een bol wol en dan breidde ze er weer een nieuwe trui van. Ook hadden we een schaap waarvan we de wol met de handen uit elkaar moesten trekken om zo draad om mee te breien te krijgen.’

Wat herinnert u zich nog van de Bevrijding?
‘Ik zat op school toen we hoorden dat Eindhoven was bevrijd. We gingen liedjes zingen, het was een groot feest. Maar een dag later kwamen er toch nog bombardementen waar ik weer erg van schrok. Gelukkig duurden die maar een dag en was Eindhoven toch bevrijd. We zongen een liedje van ‘Boer Jansen op de boerderij’, hingen de vlaggen uit en dansten op straat. De bevrijders reden toeterend langs en zwaaiden naar ons. Meisjes die om waren gegaan met een Duitse soldaat werden op een stoel gezet en kaalgeschoren. Na de oorlog hebben we de bevrijders nog gezien toen we weer naar school mochten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892