‘Rondjes om de hooiberg om kogels te ontwijken’


Puck, Sara en Sebastiaan vertellen het verhaal van Nel Samson 2 jaar toen de oorlog begon
Rijnstraat

Het interview dat wij hadden met mevrouw Samson vonden wij erg bijzonder. Zij was pas twee jaar toen de oorlog begon, maar wist zich nog veel te herinneren, dat vonden wij knap van haar. Ze woonde in de oorlog niet in Amsterdam, maar is nu wel buurtbewoonster.

Had u honger in de hongerwinter?
‘Wij woonden op een boot en hadden het geluk dat wij bij een boer lagen aangemeerd. Van de boer kregen wij elke ochtend een melkbus melk. Ook gaf de boer ons soms eten dat hij verbouwde of kregen we een stuk vlees. Ook gingen wij wel eens ’s nachts stiekem appels en peren plukken uit de bomen in de tuin van de boer. De boer wist ervan, maar zei er niets van. Mijn vader wist altijd aan eten te komen. Hij werkte tijdens de oorlog als marskramer. Dat betekende dat hij reisde en aan mensen zijn waren verkocht. Zijn handel liep goed. Hij had altijd genoeg geld of extra bonnen. Hij fietste één keer in de week helemaal naar Amsterdam en deed daar zijn inkopen en kwam altijd terug met brood of iets anders lekkers. In de oorlog hadden wij geen snoepjes. Dat maakte onze moeder dan voor ons. Ze smolt suiker in de koekenpan en deed ze tarwe bij en als het klaar was, sneed ze het in blokjes. Dat vonden wij erg lekker, hoor.’

Was u wel eens bang tijdens de oorlog?
‘Nou en of! Toen de oorlog begon was ik pas twee jaar oud, maar ik had zeker door dat de oorlog was begonnen. De Duitsers hadden een brug verderop opgeblazen. De grote stukken ijzer zaten bij ons in de mast. Er was een avondklok, dat betekende dat we om acht uur ’s avonds binnen moesten zijn. Soms hoorden we vliegtuigen overvliegen, dan moesten wij van onze vader uit bed en om de hooiberg heen rennen. Dat klinkt misschien een beetje gek, maar als een vliegtuig overvloog, wisten wij niet of hij zou schieten of niet. Daarom moesten wij achter de hooiberg schuilen, deze kon dan de kogels opvangen. En omdat een vliegtuig bewoog, moesten wij ook bewegen. In de zomer schuilden wij ook wel in de greppels waar de koeien in de winter hadden gestaan. Dan hoorde je de kogels door het grind gaan.’

Deden jullie wel eens dingen die eigenlijk niet mochten?
‘Wij luisterden stiekem naar Radio Oranje. Dan zaten wij met zijn allen voor de radio en luisterden we naar de Koningin. Zo wisten wij op een gegeven moment dat de geallieerden Het Kanaal waren overgestoken. Via de radio bleven we op de hoogte en wisten we dat de oorlog nooit lang meer kon duren. De radio hadden we niet in de boot verstopt. Deze hadden mijn ouders verstopt in de helling, onder de boordplank, zodat als onze boot een keer doorzocht zou worden door de Duitsers, ze deze in elk geval niet in onze boot konden vinden. Naast ons in de sloot lag nog een andere boot, deze was groter dan die van ons. Die is wel een keer helemaal binnenstebuiten gekeerd door de Duitsers. Daar zochten ze naar onderduikers.

Na de oorlog hoorde ik dat de boer waar wij lagen aangemeerd heel veel Engelse parachutisten heeft helpen onderduiken.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892