‘In bed ‘s avonds miste ik mijn ouders heel erg’


Dios,Archraf, Floor en Isabella vertellen het verhaal van Willy Janssen-de Wit
Balistraat 123Amsterdam-Oost

Willy Janssen verwent de leerlingen van De Pinksterbloem met thee, sap en koekjes en zegt dat ze best zenuwachtig is voor het gesprek. Dat komt goed uit, want dat zijn Archraf, Dios, Floor en Isabella eigenlijk ook een beetje. Het ijs is al snel gebroken. Willy vertelt aan de hand van hun vragen over de oorlog in en rond de Balistraat.

Bent u Joods?
‘Nee, ik ben niet van Joodse afkomst. Maar waar wij vroeger woonden, in de Balistraat, woonden heel veel Joodse mensen. Ik heb gezien dat ze werden weggehaald. Dat gebeurde meestal ‘s nachts. De Joodse familie de Hond, die twee huizen naast ons woonde, is ook weggehaald. Ik speelde met de kinderen van dat gezin veel op straat. Je kon toen op de Middenweg spelen; er was geen verkeer. Maar ineens waren ze er niet meer. Ze zijn ook niet teruggekomen, vermoord in de kampen. Ik zie ze nog zo voor me. Ik ben dankbaar dat wij de oorlog allemaal hebben overleefd.’

Hoe merkte u dat het oorlog was?
‘We hadden geen tv, die bestond nog niet, maar ik weet wel dat het ineens oorlog was. Wij hadden wel een radio thuis, maar die hadden mijn ouders verstopt omdat je die niet mocht hebben van de Duitsers. Omdat wij kinderen ons konden verspreken, wisten we niet dat die er nog was en verstopt was. Toen de ramen verduisterd moesten worden, wisten we wel: dit is niet normaal. En we mochten op een gegeven moment ook ‘s avonds niet meer op straat. Mijn vader wel, vanwege zijn werk in de fabriek. Hij had speciaal daarvoor een pasje gekregen. Dat pasje kwam later nog goed van pas.’

Hadden uw ouders wel genoeg eten voor alle kinderen?
‘In de oorlog hebben we heel veel gezongen, want dan vergaten we dat we honger hadden. We hebben echt ontzettende honger gehad. Dat gevoel kennen jullie niet, denk ik. We likten onze borden af en schraapten de pan leeg. Elk beetje eten werd opgegeten, want er was heel weinig in de Hongerwinter. In de oorlog gingen we soms naar de gaarkeuken. We moesten dan een eind lopen naar de Zeeburgerdijk. Ieder gezin had een kaart die je daar moest laten zien. Wachtend in de rij keken we altijd goed wie er opschepte. De ene schepte namelijk grotere hoeveelheden op dan de ander. Mijn oudste zusje is naar een adres in Grootebroek gegaan, waar wel te weten was. Na een paar weken kwam ze weer terug. Ze was echt een beetje dik geworden. Mijn vader ging bij dat gezin in Grootebroek langs op de fiets om eten voor de rest te halen. Daar zeiden ze dat de jongste kinderen ook maar moesten komen. Dat ze wel een gezin zouden zoeken voor ons.’

Hoe bent u naar het gastgezin gegaan?
‘Mijn vader is met ons naar Grootebroek gelopen. Dat is wel 59 kilometer. We zijn om zes uur ‘s ochtends vertrokken. Overal kwamen we mensen tegen die de stad ontvluchtten, allemaal op zoek naar eten. Echt rijen en rijen met volwassen mensen en kinderen zag je. Onderweg vertelden mensen aan ons dat we ergens konden aanbellen en dat we dan te eten kregen. We belden aan en kregen toen inderdaad een stukje brood. Mijn vader wilde er niets van hebben, alles was voor ons. Na een overnachting in Hoorn liepen we verder naar Grootebroek. De pastoor daar had gezinnen voor ons gevonden. Dat was best wel moeilijk, hoor, als klein kind bij vreemde mensen wonen. Vooral ‘s avonds in bed miste ik mijn familie heel erg. Je wilde natuurlijk het liefst thuis in je eigen holletje liggen. We zijn altijd contact blijven houden met de gezinnen waar we toen zijn opgevangen.’

Moest uw familie onderduiken?
‘Mijn ouders hadden een schuilplek gemaakt voor mijn broer. Voor jonge jongens was het gevaarlijk in de oorlog, omdat die opgepakt konden worden om gedwongen te werken in Duitsland. Achter het opklapbed had mijn vader een luik in de muur gemaakt. Achter dat luik was een hele smalle ruimte waar mijn broer zich kon verstoppen. Pas na de oorlog hebben m’n ouders dat ons verteld.’

Wat weet u nog van de Bevrijding?
‘Ik wilde zo graag naar huis toen we hoorden dat de oorlog voorbij was. In Grootebroek werd niet zoveel feestgevierd. In de grote stad wel, want daar hebben de mensen het echt zo slecht gehad; zoveel honger en ellende. Het duurde nog een poosje voordat we weer terug naar huis konden. Met de bus gingen we uiteindelijk naar huis. We waren zo blij om weer veilig thuis te zijn.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892