‘Passen op de spullen van onderduikers’


Tijs, Livia, Soraya en Nienke vertellen het verhaal van Bep Semeijns 8 jaar toen de oorlog begon
FinsenstraatAmsterdam-Oost

Wij interviewden mevrouw  Bep Semeijns van 82 jaar uit de Finsenstraat in de Watergraafsmeer. Haar vader had een viswinkel op de Middenweg. Ze woonde daar met haar vader, moeder en haar zus. Ze was 8 jaar toen de oorlog uitbrak.

Wanneer wist u dat het oorlog was?
“We zagen veel soldaten op straat, die zaten in het gebouw waar nu het Tropen Museum is. In Park Frankendael stond het afweergeschut van de Duitsers. Om acht uur ‘s avonds ging de avondklok in, dan mochten we niet meer naar buiten. De Duitsers gingen dan oefenen bij Frankendael. Wij keken vanuit de etalage van onze winkel en zwaaiden naar de soldaten. Je was negen en wist niet wat het allemaal betekende. Overdag was het veel rustiger op straat dan voor de oorlog. Ik herinner me dat we veel buiten speelden.”

Kenden jullie Joodse mensen tijdens de oorlog?
“Mijn vader had een viszaak aan de Middenweg, waar nu visboer Ton de Geus zit.  Mijn moeder had via de winkel goed contact met enkele Joodse klanten. Veel Joden wisten dat ze weg moesten of gingen onderduiken. Mijn moeder heeft op spullen gepast van een aantal mensen. Een daarvan was de oma van Diewertje Blok, mevrouw Stella Fontaine. Zij was een bekende artieste. Ik herinner me nog dat ze een mooie jas had achtergelaten met een vossenkraag en dat mijn moeder die af en toe droeg. De Joodse mensen die terug kwamen na de oorlog kregen hun spullen terug.
In de buurt van de Hema woonde veel Joodse mensen. In de oorlog werd die brug afgezet. Alles was afgesloten met prikkeldraad. We hoorden dat daarachter een Joodse wijk was. Wij mochten daar niet komen, maar gingen uit nieuwsgierigheid toch kijken. We waren jong en hadden geen idee wat er allemaal gebeurde.”

Wat deed u als het luchtalarm afging?
“In het buurtje achter ons was een schuilkelder gemaakt. Een kelder onder de grond, waar veel mensen in konden. Wanneer het luchtalarm afging stroomde de hele buurt ernaartoe. We bleven daar zitten tot het luchtalarm voorbij was, meestal pas in de nacht. Mijn vader bleef thuis en ging op het balkon kijken wat er allemaal gebeurde.”

Heeft u honger gehad tijdens de oorlog?
“Omdat mijn vader een viswinkel had was er altijd eten. Op een gegeven moment vroegen de Duitsers mijn vader om ook vis aan hen te leveren. Mijn vader wilde dat niet. Toen zijn we meteen met paard en kar naar Purmerend gegaan. Als hij in Amsterdam was gebleven was hij misschien opgepakt. In Purmerend verstopte hij zich als de Duitsers kwamen. Dat deden meer jonge mannen, ze waren bang dat ze naar een werkkamp gestuurd werden.
De mensen uit de stad kwamen ook naar het platteland om eten te halen bij de boeren. Ze hadden bijna niets meer in de stad. Veel winkels waren dicht. We zagen mensen langskomen met karren om eten te halen in de Beemster. Die mensen liepen vaak op blote voeten. Soms lagen er dode mensen in die karren. Die waren doodgegaan van de honger.”

Hoe merkte u dat de oorlog voorbij was?
“De mensen kwamen weer naar buiten. Ik weet nog dat er Canadese en Engelse soldaten in tanks voorbijkwamen en dat wij gingen zwaaien met vlaggetjes. De NSB’ers werden opgepakt. Zij werden vastgezet waar nu Oostpoort is, in een soort gevangenis. Je kon ze dan zien als ze gingen luchten op de buitenplaats.”

      

foto’s: Marieke Baljé

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892