‘Over het geweld werd niet gepraat, eigenlijk werd alles doodgezwegen’


Sweny, Freweine en Mohamed vertellen het verhaal van Carl Hagenaar
IndonesiëAmsterdam-Oost

Op een mooie lentedag in maart ontmoeten Carl Hagenaar en studenten Sweny, Freweine en Mohamed elkaar in een lokaal op het Roc Top aan de Amsterdamse Wibautstraat. Meneer Hagenaar begint enthousiast met vertellen. Hij is geboren in 1939 in Batavia, Indonesië. Daar maakte hij als kleine jongen de oorlog mee en daarna ook nog eens de onafhankelijksoorlog. Omdat het er niet meer veilig was, kwam hij op 12-jarige leeftijd naar Nederland. De studenten luisteren aandachtig en stellen hem goede vragen. ‘Jullie zijn meer dan alleen je huidskleur’, zegt hij na afloop. ‘Polariseer niet en probeer wanneer je kwaad bent altijd uit te leggen hoe je je voelt.’

Hoe was uw jeugd in Nederlands-Indië?
‘In de toenmalige kolonie werden we eigenlijk opgevoed in een Nederlandse cultuur. We leerden de Nederlandse taal en geschiedenis. Tijdens Koninginnedag was er altijd een uitbundig feest en met Oud en Nieuw en met Kerst aten we altijd Hollandse pot. Wij hadden dus Nederlandse les, gingen naar een Nederlandse school en hadden Nederlandse leerkrachten.’

Hoe was het om de Tweede Wereldoorlog mee te maken?
‘Ik ben net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geboren in Batavia, ik was dus erg jong tijdens de oorlog. Ik woonde bij mijn oma omdat mijn ouders door de Japanners gevangen werden genomen. Mijn oma is me erg dierbaar, ik heb veel wijze lessen van haar geleerd. Ze deed alles voor mij. Op 15 augustus 1945 capituleerden de Japanners. We dachten ons oude leventje weer terug te krijgen, maar dat was slechts een illusie. Toenmalig president Soekarno sprak twee dagen later de onafhankelijkheid uit en de hel brak los. Er is toen dood en verderf gezaaid in Indië, alles wat met Nederland te maken had moest kapot. Je moet je dus ook voorstellen dat de oorlog in Indië geen vijf jaar heeft geduurd, maar veel langer, tot 27 december 1949.

Een van mijn meest nare herinneringen aan de oorlog heeft te maken met de honden van mijn oma. Haar drie honden zijn namelijk vermoord door de pemuda’s, de jonge Indonesische vrijheidsstrijders. De honden zijn vreselijk gemarteld en onthoofd. De lichamen van de honden werden over een grindpad gesleept en over het hek van mijn oma gegooid. Het was heel erg om mijn oma de grindsteentjes uit de lichamen van de honden te zien plukken, dat vergeet ik nooit meer. De pemuda’s wilden met dit soort gewelddadige acties duidelijk maken dat ze de baas waren.

Er was in die tijd ontzettend veel geweld, van beiden kanten, de Nederlanders konden er namelijk ook wat van. Er werd dus veel gedreigd, geplunderd en gedood. Ik heb veel lijken in mijn jeugd gezien, ze lagen op straat en dreven in het water.’

Hoe heeft u al die gewelddadigheid mentaal kunnen verwerken?
‘Je verwerkte het niet, je nam het gewoon aan en ging verder met je leven. Het is een soort overlevingsmechanisme. Over die gewelddadigheden werd niet gepraat, eigenlijk werd alles doodgezwegen. Na de oorlog werd ik weer met mijn ouders herenigd. Mijn oma had me verteld hoe geweldig mijn vader was, maar dat bleek later wel anders te zijn. Ik kende hem niet, en mijn moeder kende ik nauwelijks.

Mijn vader had trauma’s opgelopen in die oorlogsjaren en reageerde dat af op mij. Daardoor hadden we helaas een moeizame relatie. Ik kreeg onverwacht harde klappen en werd soms zwaar gestraft. Ik werd bijvoorbeeld weleens twee weken opgesloten in mijn kamer. Mijn moeder had het erg druk in deze periode met zwangerschappen. Een tante besloot toen dat ik bij haar in Nederland kon wonen. Toch had ik al op vrij jonge leeftijd begrip voor mijn vaders situatie. Ik heb wel spijt dat ik nooit met hem heb gesproken over de oorlog.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892