‘Op school noemden ze me pinda en poepchinees’


Maud, Jano vertellen het verhaal van Frank Brouwers
Broek op Langedijk

Maud en Jano van basisschool Het Mozaïek in Broek op Langedijk gaan op bezoek bij meneer Frank Brouwers, die in dezelfde plaats woont. Meneer Brouwers wacht de interviewers al op met een grote lach op zijn gezicht en een bak vol koekjes. Hij vraagt of ze zenuwachtig zijn en zegt dat dat niet nodig is.

Kunt u iets vertellen over de cultuur en tradities uit Indonesië?
Kenmerkend voor de Indonesische cultuur is dat gastvrijheid hoog in het vaandel staat. Traditie is dat er altijd iets op tafel staat en mensen nooit weg gaan met een lege buik. In Nederland, als ik ging spelen bij een vriendje, werd ik naar huis gestuurd als het half zes was, want dan gingen ze eten. Dat kende ik niet, bij ons kon iedereen altijd blijven eten en als er niet zoveel eten was verdeelden we het.’

Waarom kwam u naar Nederland?
Na 1945 begon de strijd voor onafhankelijkheid van Indonesië. Wij woonden toen op Madoera. Een officier van het leger kwam bij ons langs en zei: ‘Jullie moeten de keuze maken tussen in Indonesië blijven of naar Nederland gaan. Maar jullie kunnen beter in Indonesië blijven, want in Nederland is geen werk!’ Mijn vader heeft toen toch de keuze gemaakt om naar Nederland te gaan. Achteraf waren we hier blij om, omdat we er later achter kwamen dat heel veel Indische mensen van Nederlands/Indische afkomst, die achterbleven heel erg achtergesteld werden. Ze zijn allemaal in de armoede terecht gekomen. Wat de legerofficier ons vertelde was dus niet waar!’

Hoe kwam u naar Nederland?
Wij kwamen naar Nederland met de babyboot de Ranchi. Mijn zusje was toen 5 maanden oud en ik was 3 jaar. Alleen Indische mensen die zwanger waren of een baby hadden, mochten mee met de Ranchi.  Alle baby’s die toen aan boord waren zijn laatst geïnterviewde ten behoeve van een televisieserie.  Onze baboe, ons kindermeisje dat altijd voor ons zorgde, mocht niet met ons mee naar Nederland en moest achterblijven. Zij is gestorven van verdriet omdat ze ons zo miste.’

Wat zijn uw eerste herinneringen aan Nederland?
Het eerste wat ik me herinner toen we van boord gingen van de Ranchi is dat we in zogenoemde pensions terechtkwamen in Zandvoort. Daar verbleven we vier maanden. Ook herinner ik mij dat ik met mijn vader aan de hand liep tegen een zware storm in Zandvoort. Dat had ik nog nooit meegemaakt! Het pension waar we verbleven was een soort U-vormig hotel waar we een kamer hadden. Dit soort pensions bevonden zich overal in Nederland en huisvestten vierhonderd militairen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) met hun gezinnen die vanuit Indonesië naar Nederland waren gekomen.  We hadden geen geld voor kleding en het was winter en erg koud. Gelukkig konden we in de protestantse kerk kleding uitzoeken die daar op een hoop lag. Later kregen we een lening om kleding te kopen en waren we verplicht om in bepaalde winkels die kleding te kopen. Die winkels zijn daar denk ik heel rijk van geworden. Toen mijn vader weer werk had moest hij zestig procent van zijn salaris afstaan voor kost en inwoning in het pension waar wij verbleven.
Na vier maanden kregen wij gelukkig een huis in Dordrecht. Een huis zonder badkamer. Dat vonden we wel vreemd! We gingen daarom iedere zaterdag naar het badhuis. We hadden in Dordrecht hele lieve buren. Zij hadden een zoon die twaalf jaar ouder was dan ik. Een hele goede voetballer, die me overal mee naar toe nam.’

Waar komen uw (voor)ouders vandaan?
Indonesië heeft zeven duizend eilanden. Vlakbij Java, twintig minuten varen met de pont, ligt een klein eilandje dat Madoera heet. Mijn vader is daar geboren. Ik heb zelf anderhalf jaar in Surabaya gewoond en daarna anderhalf jaar op Madoera. Op alle eilanden is de bevolking anders en spreken ze een ander dialect. Mijn beide opa’s waren Nederlands. Mijn oma was Chinees en mijn andere oma Indonesisch. In de oorlog zijn mijn opa en een oom beiden vermoord door de Japanners. Mijn vader zat bij de KNIL toen de Japanners voormalig Nederlands-Indië binnenvielen. Hij werd gevangengenomen en in een krijgsgevangenenkamp opgesloten. Na twee weken lukte het hem om te ontsnappen. Daarna heeft hij een poos op Madoera ondergedoken gezeten, waar hij ervoor moest zorgen dat hij uit de handen van de Japanners bleef omdat ze hem, als ze hem vonden, zouden executeren.’

Hoe gingen mensen in Nederland met jullie om?
Mensen vonden ons eten raar! Ze zeiden: ‘Wat stinkt het daar!’ Nederlanders kenden ons eten toen nog niet. Ze hadden ook zelden donkere mensen gezien. Op school noemden ze me pinda en poepchinees. Dan ging ik even matten en daarna waren we weer vrienden.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892