‘Op school leerden we bij geschiedenis niet over Curaçao’
Isis, Kik, Bas, Elina en Isobel vertellen het verhaal van George Candelaria
Curacao
George Candelaria is in 1947 op Curaçao geboren. In 1966 ging hij voor het eerst naar Nederland. In die periode ging het op Curaçao niet goed met de werkgelegenheid. Nederlandse bedrijven kwamen naar Curaçao om mensen te werven voor een fabriek op Schiphol. Aan Isis, Kik, Bas, Elina en Isobel van de middelbare school ALASCA in Amsterdam vertelt George Candelaria hij over zijn leven als nieuwkomer in een land waar hij de taal van verstond.
Hoe was het leven op Curaçao en wat merkte u van de kolonie?
‘Op Curaçao hadden we een hele grote tuin waar we de planten vanwege de warmte elke dag water moesten geven. We hadden heel veel dieren; iets van tien honden, een paar kippen en eenden en ook een paar konijnen. We aten veel geitenvlees en kip. Mijn moeder kon dat goed bereiden. Ze deed er rum en pruimen bij en dat krijgt dan een heel apart smaakje. Op school leerden we bij geschiedenis niet over Curaçao, maar over Europa en Nederland. Zo wist ik bijvoorbeeld de provincies en rivieren van Nederland. Pas later, toen ik naar Nederland kwam, ging ik mij in het verleden van Curaçao verdiepen. We kregen ook les in het Nederlands en de docenten probeerden de communicatie in het Nederlands tussen de leerlingen verplicht te maken, maar dat lukte niet helemaal. Ik was een beetje bijdehand en schreef een opstel over dat we in ons eigen land niet onze eigen taal mochten spreken. Thuis spraken wij Papiaments, een mengelmoes van verschillende talen.’
Hoe was het om naar Nederland te komen?
‘Het was de eerste keer dat ik zo’n lange reis maakte, met het vliegtuig. Onderweg werd ik een beetje ziek, waarschijnlijk door de heimwee want ik ging helemaal alleen. In Zandvoort woonde ik met een groep jongens waarmee ik naar Nederland was gekomen. We werden goed opgevangen door de buurt. We werden bij een gezin geplaatst dat ons hielp te integreren. Maar de heimwee was groot. Je laat alles achter. Toch maak je ook weer nieuwe vrienden. Dat maakt de overgang weer minder zwaar, en dan wordt het zelfs leuk. Ik heb nooit gedacht: laat ik m’n koffers maar weer pakken. De taal is natuurlijk anders, ook al heb ik het wel goed geleerd, maar je merkt het toch. Bij het bedrijf waar ik werkte, werkten veel jongens als ik, dus dan had je er minder erg in.’
Bent u blij dat u naar Nederland bent gekomen?
‘Ik ben hier als vrije jongen gekomen en ik heb hier mijn vrouw leren kennen. Ik heb twee kinderen, ik heb kleinkinderen, daarom ben ik blij dat ik naar Nederland ben gekomen. Ik ben heel vaak teruggegaan naar Curaçao. Na Fokker ging ik bij KLM werken en daar kon je goedkoop vliegen. Ik ben zelfs een keer in één jaar drie keer op en neer geweest. De eerste keer terug was in 1968. Het was een hele overgang. Ik voelde me net een vreemde. Ik zag mijn familie weer en na een tijdje begon ik eraan te wennen. Ze zijn veranderd, maar dat wordt ook snel normaal. Ik vond het ook leuk om te weten hoe het met de andere jongens is gegaan. Sommige zijn teruggegaan naar Curaçao, anderen zijn net als ik in Nederland gebleven. Ik moet zeggen, we zijn allemaal goed terechtgekomen. Wat ik mis uit Curaçao is het feesten. Op Curaçao daar dans je de salsa. Hier had je dat niet. Toen hebben we onze eigen feestjes georganiseerd, met een platenspeler. Toen voelden we ons weer helemaal thuis.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.