‘Op ons huis schenen allemaal lichten’


Alysa, Olivier, Maud, Tymen vertellen het verhaal van Tinie IJsberg
Amsterdam-WestAmsterdam-West

Alysa, Olivier, Maud, Tymen van de Rijk Kramerschool in Amsterdam-West gaan met de tram naar mevrouw Tinie IJsberg. Ze krijgen chocolademelk als ze aan zijn gekomen. Terwijl ze het opdrinken, laat mevrouw IJsberg zwart-wit foto’s zien van zichzelf als klein meisje.

Wat voor beroep had uw vader?
Mijn vader was tramconducteur, hij zat op lijn 7, die door de Kinkerstraat gaat. Mijn vader was samen met een heleboel andere mensen tegen de Duitsers. Ze hadden zich georganiseerd, maar dat was verboden. Dat deden ze dus in het geheim. Eind 1940, begin 1941, begonnen de Duitsers Joodse mensen buiten te sluiten. En nog iets later gingen ze razzia’s houden. Dat betekent dat ze een groep mensen zonder vorm van proces weghaalden en naar een kamp brachten. Daar waren mijn vader en zijn vrienden het niet mee eens. Ze zijn ’s avonds -in het geheim- bij elkaar gekomen op de Noordermarkt in de Jordaan en hebben besloten om te gaan staken.’
‘De volgende dag, toen mij vader naar zijn werk ging, vroeg hij zijn collega’s om die dag niet te werken en dat deden ze ook niet. Omdat de trambestuurders staakten, stonden de mensen allemaal te wachten bij de tram en vroegen: ‘Wat is er aan de hand?’. ‘Ja, we staken’, was het antwoord. Toen zijn veel meer mensen ook in de winkels gaan staken. Dat was de februaristaking.’
‘Een paar maanden later -op een nacht in november- werd mijn vader gearresteerd vanwege zijn aandeel in de februaristaking. Op ons huis schenen aan de voorkant en aan de achterkant allemaal lichten en toen kwam de Wehrmacht, de Duitse militairen, en die namen hem mee. Waar hij naartoe werd gebracht, werd niet gezegd.’

Is uw vader teruggekomen?
Nee. Mijn moeder kreeg bericht, dat mijn vader gevangen werd gehouden bij het Leidseplein. Mijn moeder moest iedere week zijn vuile was ophalen en zijn schone was brengen. Verder had hij met niemand contact. De gevangenen mochten ook niet met elkaar praten. Maar ze hadden er iets op gevonden. Ze smokkelden briefjes in het wasgoed en tussen de schoenzolen. Hij had geen potloden, maar die smokkelden ze ook naar binnen.’
‘Na een half jaar werd hij veroordeeld. Hij heeft de doodstraf gekregen. Toen heeft hij een afscheidsbrief geschreven. Dat mocht wel van de Duitsers. Mijn moeder kreeg later te horen dat het vonnis was voltrokken, maar wist verder niets. Ze heeft gevraagd om zijn lichaam, zodat we dat konden begraven, maar dat kreeg ze niet. Na de oorlog is het wel gevonden. Ze heeft het kunnen identificeren en het is begraven.’
‘Als kind heb ik nooit wat geweten van die briefjes, mijn moeder heeft ze allemaal bewaard. Maar de briefjes, die zij naar mijn vader schreef, hebben we natuurlijk niet. Mijn moeder heeft er nooit over gepraat, ook na de oorlog niet. Toen mijn moeder overleed, was ik al over de veertig en toen kreeg ik die map met briefjes. Toen heb ik alles pas voor het eerst gelezen.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892