‘Op mijn zestiende ben ik ondergedoken’


Sunna, Louisa, Isa en Fleur vertellen het verhaal van Eldert Groenewoud
Oude Bergerweg 89, Bergen

Omdat Eldert Groenewoud er nog niet is, zoeken Sunna, Louisa, Isa en Fleur hem in de buurt op. Na een rondje fietsen zien ze hem, op de fiets ook, op zoek naar waar hij zijn moet, Art Gallery Tha Banque. Omdat er een bordje met ‘closed’ op de deur hangt, dacht hij dat hij niet naar binnen mocht. Snel krijgt hij binnen een kopje koffie en dan kunnen de leerlingen van de Bosschool hun vragen aan de 93-jarige stellen.

Wat is het leukste dat u is bijgebleven uit die tijd?
‘Omdat er altijd gevaar was, kreeg je echt een band met familie en vrienden. Ik heb hele goede herinneringen aan vriendschappen. Sommige mensen uit die tijd spreek ik nu nog. Met een groepje vrienden ging ik toen vaak langs de Groeneweg zitten, kijken naar de vliegtuigen. Ook hadden we los en vast vriendinnetjes. Of ik ook bang was voor iets? Ja, voor de vele bombardementen. Ik was bang dat er bommen op ons huis zouden vallen. Een keer zagen we een vliegtuig dat was geraakt door de Engelsen. Dat vloog rakelings over ons heen.’

U was dertien toen de oorlog begon. Wat wilde u worden?
‘Ik wilde heel graag vliegenier worden, maar ik maakte geen schijn van kans omdat we geen geld meer hadden. Mijn vader was petroleumboer, maar tijdens de oorlog was er geen petroleum meer. Als je geen inkomsten had, moest je voor de Duitsers werken en dat wilde mijn vader niet. Daarom stapte hij naar de burgemeester met de vraag of hij werk voor hem had. Dat had ie: schillen ophalen bij de mensen thuis. Ik heb zelf ook nog een jaar meegeholpen. Afschuwelijk vond ik dat. Omdat ik zo geïnteresseerd was in de vliegerij, ben ik met een onderdeel van het neergestorte vliegtuig naar een KLM-vliegenier in Bergen gegaan om te vragen wat het was. Maar eigenlijk wilde ik gewoon kennismaken met een vliegenier die mij misschien verder kon helpen. En dat lukte! Die man is een avondje bij ons thuis geweest omdat hij wel iets in mij zag en heeft zich toen garant gesteld. Toen mocht ik wel naar de Mulo en de HBS.’

Moest u ook evacueren?
‘Ja, iedereen moest weg uit Bergen. Wij moesten naar Ommen, dat is in Overijssel, maar dat wilden we niet. Mijn oom had een grote aardappelschuur in Kalverdijk en die zei: “Ik timmer er wel een paar kamertjes in voor jullie”. Dus mijn familie ging naar Kalverdijk. Alleen ik ging naar Lisse, naar een tante, omdat ik naar de Mulo ging. Toen ik zestien werd, moest ik eigenlijk naar Duitsland om te werken. Dat leek me geen goed idee. Toen ben ik ondergedoken bij mijn ouders in Kalverdijk. Daar was ook een afluisterstation waar Duitse soldaten zaten om geheime zenders op te sporen. Ze kwamen uit de grensstreek en spraken Nederlands. Het waren leuke kerels, niet zo fanatiek, en ze waarschuwden ons als er een razzia aankwam. ”Je moet morgen uitkijken, dan moet je het land in!” Dan gingen wij het land in, zodat de Duitsers ons niet zouden vinden. Die laatste winter van de oorlog stond half Noord-Holland onder water doordat de sluizen dicht waren en de gemalen niet werkten. Daardoor liepen uiteindelijk de weilanden onder. Toen het ging vriezen veranderde de provincie in één grote ijsvlakte. We konden op de schaats overal naartoe en schaatsten heel Noord-Holland door. Dat was geweldig! Ik hou van schaatsen.’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892