‘Op mijn onderduikadres heb ik deze spaarpot gekregen’
Pien, Mex en Mawin vertellen het verhaal van Rolf Loewenstein
Demer, Eindhoven
Vandaag is een extra bijzonder moment voor Pien, Mex en Mawin van basisschool de Wilderen in Waalre, en dat voelen ze ook zo. Ze mogen Rolf Loewenstein interviewen en de krant NRC is er ook bij. Daar hadden ze helemaal geen last van, vertellen ze achteraf. Het ging ook hartstikke goed. De Joodse Rolf Loewenstein was 1 jaar oud toen de oorlog begon en woonde destijds aan de Demer in Eindhoven.
Vertel eens over de schoenenwinkels…
‘Mijn ouders hadden een schoenenwinkel in Duitsland. Eerst werden de ramen ingegooid en daarna schoenen meegenomen en rommel in de winkel gemaakt. Vader ging naar de politie om aangifte te doen, maar hij kreeg te horen: ‘Vuile Jood, wat kom je hier doen?’, en toen zijn ze gevlucht.
We zijn in Eindhoven terechtgekomen, waar mijn vader langs de deuren ging om kinderkleding te verkopen en schoenen te repareren. Een gewone baan krijgen, was niet meer mogelijk want Joden werden nergens aangenomen.
Ik wilde graag Engels leren toen ik van de lagere school afkwam, maar ik moest werken van mijn moeder. Ik denk dat dat was omdat moeder geen geld had, kameraden gingen ook werken. Ik heb in een schoenenwinkel gewerkt in de Rechterstraat, waar ik bedrijfsleider werd en aandelen kreeg in de zaak.’
Hebben jullie moeten onderduiken?
‘De helft van de Demer is gebombardeerd door de Engelsen toen ze de Philipsfabrieken wilden raken. Ook onze winkel is geraakt. Toen zijn we gevlucht naar Maarheeze en hebben we geslapen in de hooiberg bij een boer. Ik denk dat het koud was. Mijn broertje was 9 jaar en ik 3, ik weet daar niets meer van. Mijn broertje huilde, waardoor de boer bang werd en zei de kinderen weg moesten. Een vrouw, mevrouw Jansen, kwam langs bij ons. Zij hielp Joden aan onderduikplaatsen in het land, maar bleek een verraadster te zijn. Ze heeft mijn broer verkocht aan de moffen voor 7,50 gulden. Hij is toen vermoord omdat hij Jood was. Ik had geluk en ben bij hele goede mensen gekomen in Apeldoorn. Vader is opgepakt, heb ik later achterhaald, en hem hebben we nooit meer teruggezien. Mijn moeder wilde na de oorlog nergens meer over praten. Het was heel zwaar voor haar om mijn vader en broertje te missen.’
Hoe was het in Apeldoorn?
‘De mensen van mijn onderduikadres hebben me heel goed behandeld. Ik was inmiddels 4 jaar en had er even twee broers en een zusje bij. Het waren gereformeerde mensen. Ze hadden een loods met veel hout, waar ze onder andere houten spaarpotten maakten en toen de oorlog voorbij was heb ik deze spaarpot gekregen. Het is een souvenir. Ik heet Rolf maar in de oorlog in Apeldoorn heette ik Wimpie, dat was om me te beschermen.
Mijn moeder heeft uiteindelijk me in Apeldoorn opgehaald. Hoe dat precies ging, weet ik niet meer. Ik weet alleen nog dat ze in een militaire wagen zat en dat ze zwart haar had toen ze me kwam ophalen. Ik was bang van haar en heb de hele weg gehuild, dat moet heel erg zijn geweest voor haar. Met het onderduikgezin heb ik later het contact verloren, ik denk dat ze verhuisd zijn.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.