‘Op één vrouw na hebben alle onderduikers de oorlog overleefd’
Nisrin, Vicky en Charlie vertellen het verhaal van Saskia Meijer
KattengatDe Rivierenbuurt
Nisrin, Vicky en Charlie interviewen Saskia Meijer op hun school, de Pinksterbloem in Amsterdam-Oost. Mevrouw Meijer heeft de oorlog zelf niet meegemaakt, maar vertelt over haar familie. Na de bevrijding werd er thuis niet over de oorlog gesproken. Pas veel later, en mondjesmaat, werden de verhalen gedeeld. Ze had een oom en tante die onderduikers hadden en haar zus herinnert zich nog dat ze voor het eerst de jodenster zag.
Hadden uw ouders onderduikers tijdens de oorlog?
‘Mijn ouders hadden geen onderduikers. Ze hadden ook nog geen eigen huis. Mijn moeder woonde nog bij haar ouders en mijn vader bij zijn zus. Een oom en tante van mij wel. Ome Jan en tante Wies. Ze woonden in Amsterdam en hadden twee cafés in het centrum van Amsterdam; in de Warmoesstraat en op het Kattengat. Daar hadden ze een café in een oud pandje uit de 17de eeuw. Het zijn twee hele oude huizen naast elkaar en ze heten de Gouden en de Silveren Spiegel.
Zij hadden hun café in de Silveren Spiegel. Onder was het café en boven was de woning van mijn oom en tante en er was een hele grote zolder. En van buitenaf kon je het niet zien, maar je kon heel makkelijk via zolder van het ene naar het andere huis. Er was een klein deurtje waar je gewoon doorheen kon. Hier werden goederen bewaard. Maar tijdens de oorlog zaten er op zolder Joodse onderduikers.
Het was natuurlijk heel gevaarlijk, maar er was iets waardoor het niet zo opviel. Mijn oom en tante zaten vaak in het café in de Warmoesstraat tijdens de oorlog. Het andere café werd gerund door een vrouw uit Oostenrijk, dus zij sprak Duits. Daardoor kwamen er veel Duitse soldaten in het café, want zij vonden het wel fijn, dan konden ze met haar in hun eigen taal praten. Dat was een goeie dekmantel… Op één vrouw na hebben alle onderduikers de oorlog overleefd. Maar deze vrouw is gewoon van ouderdom gestorven.’
Wilt u het verhaal vertellen van uw neef die na de avondklok nog op straat was?
‘Dat was de zoon van ome Jan en tante Wies. Zij hadden twee kinderen, Wijntje, een meisje, en Piet. Piet was aan het eind van de oorlog 18 jaar, denk ik. De Duitsers hadden een avondklok ingesteld, Sperrzeit. Je mocht tussen acht uur ’s avonds en zes uur ’s morgens zonder toestemming niet buiten zijn. Maar mijn neef was nog buiten toen de avondklok al ingegaan was. Wat hij precies heeft gedaan, weet ik niet, maar hij is tegen een Duitse patrouille aangelopen, is misschien geschrokken en weggerend, en daarop hebben ze hem doodgeschoten.
Ik wist het niet als kind. Ik heb mijn ome Jan niet gekend, tante Wies wel. Er waren ook veel foto’s van hem. Maar wat er is gebeurd, heb ik pas veel later gehoord, toen zij al lang dood was.’
Heeft u broers en zussen?
‘Ik heb één halfzus. Zij is de dochter uit het eerste huwelijk van mijn vader. Zij heeft eigenlijk ook nooit over de oorlog gesproken, pas de laatste jaren begint zij er mondjesmaat over, maar ze weet er niet meer zoveel vanaf. Ze heeft nog wel één herinnering. Ze woonde ook in de binnenstad. Op een dag was ze met haar tante buiten en toen zagen ze een groep mensen voorbij komen met een gele ster op hun kleding. Zij wist niet wat dat was. Het was een groep Joden die door de Duitsers waren opgepakt. Mijn zus zei tegen haar tante: ‘Kijk, wat een mooie ster hebben die mensen op! Dat wil ik ook, mag ik er ook één?’ Toen schrok mijn tante zich een hoedje en trok haar gauw weg.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.