‘Op de schoorsteen lagen heel veel overlijdensberichten’


Seina, Eline, Ebby en Giovanni vertellen het verhaal van Ger de Wind
Kronehoefstraat, Eindhoven

Ger de Wind (89) woonde tijdens de oorlog met zijn vader, moeder, broer en zus bij de Boschdijk in Eindhoven. Zijn vader was Joods, zijn moeder Katholiek. Dat is waarschijnlijk de reden dat hij de oorlog heeft overleefd, want eerst werden alle Joden opgepakt met twee Joodse ouders. Een heel groot deel van de familie van Ger was Joods en werd in Auschwitz vermoord. Over de oorlog heeft Ger een boek geschreven. Seina, Eline, Ebby en Giovanni van basisschool Floralaan in Eindhoven interviewen hem wegens corona via de computer.

Hoe merkte u dat het oorlog was?
‘Allereerst kwamen de Duitsers Eindhoven binnen.  Ik zag ze over de Boschdijk binnenrijden, op motors met zijspan. Ze dachten dat de mensen blij zouden zijn, omdat ze de Nederlanders net zo’n soort volk vonden als zijzelf. Maar de mensen stonden doodstil en bedroefd langs de kant van de weg. Ook merkten we dat het oorlog was door de vliegtuigen die in de lucht met elkaar vochten. Later kwamen de bombardementen. In 1942 bombardeerden ze de Philipsfabrieken. Daar werden radiobuizen voor het Duitse leger gemaakt. De Engelsen hebben toen de fabriek op de Emmasingel, dat heet nu de Witte Dame, gebombardeerd. Daarbij is de hele Demer verwoest. Eerder had Philips alle Joodse medewerkers bij elkaar in een aparte fabriek gezet. Ze hadden de Duitsers gezegd dat zij die radiobuizen maakten, om zo te voorkomen dat ze werden opgepakt. Ze zijn later alsnog naar kamp Vught en Duitsland gebracht, waar ze ook radiobuizen moesten maken. Veel van de medewerksters hebben de oorlog maar net overleefd. Omdat ze die radiobuizen konden maken, zijn ze net niet vermoord in Auschwitz.’

Bent u familie of vrienden kwijtgeraakt in de oorlog?
‘Ja, een heel groot deel van mijn familie was Joods en is in Auschwitz vermoord. Ook mijn opa en oma. Ik wist zelf in de oorlog niet dat ik Joods was. Mijn ouders vertelden dat niet, want dat was natuurlijk heel gevaarlijk. Ik weet nog dat we voor de laatste keer bij mijn grootouders in Amsterdam op bezoek waren. Op de schoorsteen lagen heel veel overlijdensberichten. Mijn opa en oma wisten al dat ze weggehaald zouden worden. Voor hen was het een afscheidsbezoek. Mijn oom Gideon en zijn dochtertje Betty waarmee ik altijd speelde, waren al weg. Ook mijn Joodse vriendje Fransje Swart is niet teruggekomen. We haalden hem altijd op van huis. Op een dag stond een groep mensen voor zijn huis. Ze zeiden dat de familie zelfmoord had gepleegd door de gaskraan open te zetten. Fransje en zijn familie, ook zijn opa en oma, waren dood. Zo bang waren ze voor de Duitsers. Verslagen liepen we naar school. We  begrepen er niets van. Achteraf begreep ik waarom mijn vader zo bang was in de oorlog. Zelf was ik niet bang. Ik vond de oorlog als kind heel interessant. De vele vliegtuigen, dat was schitterend. Samen met mijn vader keek ik uit het zolderraam naar de overtrekkende Engelse vliegtuigen. De Duitsers probeerden ze uit de lucht te schieten. We zagen de ontploffende granaten en hoopten dat er geen vliegtuig geraakt zou worden.’

Hoe kwamen jullie in de oorlog aan nieuws?
‘Via de radio. Die moest je inleveren, maar mijn vader had een elektriciteitszaak en had een oude radio ingeleverd. Onze eigen radio had mijn vader verstopt in een zelfgetimmerd hok dat een klerenkast leek. Als jochie van tien liet hij mij meeluisteren naar Radio Oranje uit Londen. De Duitsers schreven alleen propaganda, maar op de radio hoorden we wat er echt gebeurde. En dat het niet altijd zo goed met de Duitsers ging. In 1942 was Duitsland door de Russen verslagen. In Noord-Afrika door Montgomery van de Engelsen. Daarna was het een kwestie van uitvechten, vond Hitler. Dat konden wij allemaal volgen op de radio. Met een landkaart op schoot tekende mijn vader hoe dichtbij de Russen waren. Toen de Amerikanen geland waren in Frankrijk tekende hij hoe de Engelsen, de Amerikanen, de Canadezen en de Polen op ons afkwamen.’

Hoe was de bevrijding?
‘Dat was natuurlijk een geweldig feest. Dagen lang reden de Amerikanen, die in Son waren geland, met hun tanks over de Frankrijkstraat. We keken toe, zwaaiden en zongen. Vanuit het zuiden kwamen de Engelsen binnen met zware kanonnen, Long Johns genaamd. Je hoorde het schieten tegen de Duitsers, die zich bij het kanaal bij Best hadden ingegraven. Huizen van NSB’ers werden geplunderd, hun spullen werden uit het raam gegooid. Ik ving een pan op en nam hem mee naar huis. Maar ik moest hem terugbrengen van mijn moeder. Bij ons op de hoek was een buurtcafé dat in de oorlog was omgedoopt tot Waldeslust om zo geld te verdienen aan de Duitse soldaten. Na de bevrijding lag daar een zwaargewonde Duitse soldaat op de stoep. Mensen wilden hem doodmaken. De haat tegen Duitsers was groot. Mijn vader heeft dat kunnen voorkomen en heeft hem in het ziekenhuis gekregen. We hebben later nog contact met hem gehad. Dankzij mijn Joodse vader heeft hij de Duitse soldaat het overleefd.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892