‘Op de boot was het heerlijk’


Eliza, Timur, Sarah, Adriano vertellen het verhaal van Frank van den Berg
IndonesiëAmsterdam-Centrum

Eliza, Timur, Sarah en Adriano, leerlingen van de Sint Antoniusschool in Amsterdam-Centrum, gaan met de tram naar meneer Frank van den Berg om hem te interviewen. Meneer Van den Berg ontvangt hen met een brede glimlach. Op de tafel heeft hij al foto’s en boeken uitgestald om tijdens het gesprek te laten zien.

Wat voor werk deed uw vader?
‘Mijn vader was een zendeling en wilde het Christendom naar Nederlandse Indië brengen. Dat was en is een Moslimstaat. Vroeger dachten wij in de westerse wereld dat mensen in andere landen gelukkiger konden worden met ons Christelijk geloof. Ik ben geboren in een ziekenhuis in de buurt van Malang, in Nederlands-Indië. We hebben toen nog negen maanden in een mooi wit huis op Malang gewoond. Mijn vader nam altijd foto’s, maar er zijn niet veel foto’s van mij, want hij is opgepakt toen ik vijf maanden oud was. Hij is in het kamp overleden en ik heb hem nooit meer gezien. Ik was 9 maanden toen ik samen met mijn moeder werd geïnterneerd door de Japanners. Alle Hollanders werden in kampen opgesloten achter prikkeldraad. Dat heeft tweeënhalf jaar geduurd, tot mijn vierde jaar. Doordat ik zo jong was, heb ik aan deze periode geen actieve herinnering, maar mijn moeder heeft er later over verteld.’

Wat vertelde uw moeder?
‘We zaten met drie gezinnen in een kamer op dat kamp en als er een Japanner binnen kwam, moesten de vrouwen diep buigen. Als ze dat niet deden, werden ze geslagen of meegenomen en soms ook vermoord. Maar soms hadden de vrouwen niet snel genoeg in de gaten dat er een Japanner binnen kwam en dan riep ik in het Japans: ‘Kirie!’ Dat betekent ‘buig’. Ik was heel alert.’
‘Toen we uit het kamp waren, zijn we met een grote oceaanstomer terug naar Nederland gekomen. Mijn jongste herinneringen zijn van de boot. Op de boot was het heerlijk. Ik maakte papieren scheepjes die ik kon laten varen in de goot van het overtollig zeewater. Ik heb van de boot later een model gevonden om met papier na te bouwen.’

Hadden jullie veel meegenomen naar Nederland?
‘Toen we in Nederland kwamen, hadden we helemaal niks: zes zilveren lepeltjes en de fotoboeken. In die boeken kon ik zien hoe mijn oudere broers een mooi leven hadden in het huis op Malang met een tuin en paardrijden, zwembaden en een kerstboom van een houten staketsel omwikkeld met bladeren, want dennenbomen hadden we niet. Ik was wel jaloers op dat mooie leven voor de oorlog. Ik ben later wel als toerist terug geweest naar mijn geboorteplaats Malang en heb het huis gezien. Er woonden Chinezen in.’
‘In Nederland aangekomen, kregen we na een paar weken een te kleine woning in Amsterdam -West aan de Hoofdweg. Toen ik tien was, kregen we een grotere woning in Zuid. Ik kreeg een eigen kamer en hoefde geen kamer meer met mijn broer te delen.’
‘Ik had blond haar en blauwe ogen maar op school, in Nederland, werd ik toch vreemd gevonden, omdat ik uit Indië kwam. Ik werd katjang genoemd, wat pinda betekent. Ik vond het niet zo erg. School vond ik niet echt leuk, huiswerk en ik waren geen goeie combinatie. Toch kwam het wel goed, ik heb rechten gestudeerd hier aan de universiteit en ben rechter geweest.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892