‘Op de boot naar Friesland moest ik wel huilen hoor’


Emma, Adam en Aaragya vertellen het verhaal van Hannie Hoogendoorn
Amsterdam

Het is maar 10 minuten lopen van basisschool Rapenland in Eindhoven naar de plek waar de 87-jarige Hannie Hoogendoorn woont. Onderweg nemen Emma, Adam en Aaragya nog een keer goed de vragen door en ook alles wat ze al weten over deze hartelijke vrouw die zij zo zullen ontmoeten. Tijdens de Hongerwinter werd mevrouw Hoogendoorn, die destijds in Amsterdam woonde, samen met haar zusje tijdelijk opgevangen in Friesland.

Waar haalde u voedsel vandaan in de oorlog?
‘Nou, er was bijna niets meer. De inwoners van Amsterdam gingen daarom op de fiets bij de boeren langs die rondom de stad woonden. Ze vroegen of ze eten konden krijgen van het land, maar die boeren gaven dit natuurlijk niet voor niets, ze wilden daar bijvoorbeeld lakens of handdoeken voor terug. In die tijd was er gewoon niets meer te koop.

De bomen in de straten bij ons werden gewoon omgezaagd om vuurtjes mee te stoken, zo’n armoede was er. Er was geen gas meer, dus mensen kochten kacheltjes en gingen op zoek naar hout. In Amsterdam was wel een grote gaarkeuken waar je in de rij kon gaan staan voor een hapje eten. Dan kreeg je een pannetje eten mee. Het was niet lekker hoor, soms iets van soep met bijna niets erin, misschien een beetje kool. Daarom had mijn moeder niet meer genoeg eten voor al haar kinderen en zijn mijn zusje en ik weggegaan.’

Hoe was het om naar Friesland te gaan?
‘Ik had helemaal geen keus, ik was nog heel klein en het moest gewoon. Maar ik vond het wel heel erg dat ik wegging en mijn vader en moeder niet meer zag. Ik was ook nog nooit op vakantie geweest, dat bestond toen nog niet. Dus voor het eerst in mijn leven was ik zonder mijn ouders. Op de boot naar Friesland moest ik wel huilen hoor. Wij mochten ook helemaal niet op het dek of ergens kijken, we lagen op wat stro en afgedekt want tijdens de tocht over het IJsselmeer vlogen de bommen om ons heen.

Toen we in Leeuwarden arriveerden, kwamen de mensen gewoon een kind uitzoeken. Mijn zusje en ik hadden een briefje bij ons van onze vader dat we wel bij elkaar moesten blijven. De mensen waar we uiteindelijk terechtkwamen, waren heel vriendelijk. En omdat we ook bij elkaar konden blijven, viel de heimwee wel mee.’

Wat zijn razzia’s?
Mensen van Joodse afkomst werden allemaal opgepakt, dat gebeurde in heel Europa; dat noemden ze razzia’s. Deze mensen werden in treinen gestopt naar kampen in Duitsland. Daar kregen ze heel weinig of niets te eten en moesten ze heel hard werken. Veel mensen zijn daar ook doodgegaan, dat was echt een hele nare toestand.

Mijn vader was bij de politie en moest de Duitsers helpen, maar dat wilde hij niet. Hij heeft zich een hele poos ziekgemeld, want hij kon het niet aan, het waren ook gewoon Nederlanders. Voor die Joodse mensen is de oorlog dan ook het allerergste geweest en daarom wordt het ook nog steeds elk jaar herdacht. Dat is oorlog en ik hoop het nooit meer mee te maken.’

Hoe vierde u feest toen u weer terugkwam?
‘Dat is een goede vraag! Want dat wás me een feest, overal in Nederland. De vlaggen hingen uit en wij kinderen mochten weer buiten spelen. Dat hadden we helemaal niet meer gedaan in de oorlog. Er waren feesten en spelletjes op straat, en van alles en nog wat. Iedereen kwam weer naar buiten, danste en was weer vrolijk. Ja, dat was een heel feest toen de oorlog weer achter de rug was.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892