‘Ook gingen we melk halen bij de boer in Durgerdam’


Iggy, Hannah, Jelmer vertellen het verhaal van Jan Bosman
Nachtegaalstraat AmsterdamAmsterdam-Noord

Iggy, Hannah en Jelmer van De Weidevogel in Ransdorp interviewen Jan Bosman, die zes jaar was toen de oorlog begon. Meneer Bosman heeft nog veel herinneringen aan de oorlog. Vooral het bombardement op de Ritakerk in Amsterdam-Noord, waar hij ook in zat, en de Hongerwinter hebben veel indruk op hem gemaakt.

Wat is het raarste wat u in de oorlog hebt gegeten?
‘Dat zijn tulpenbollen. Die waren vooral vies, maar je buik werd er wel een beetje vol van. En suikerbieten, die kookte mijn moeder tot pulp en dan kon je dat eten. Wij hadden heel veel honger. We hadden ook veel last van de Hongerwinter. Dat was de winter van ’43-’44. Het was toen bijna het einde van de oorlog. In Amsterdam hadden we niks te eten. Ik was nog heel jong maar de ouderen gingen met handkarren naar het platteland om te proberen eten te krijgen. Ze gingen bijvoorbeeld naar Ransdorp en Zunderdorp. Ook gingen we melk halen bij de boer in Durgerdam. Dan gingen we ‘de boer op’, zoals dat heette. Maar op een gegeven moment had de boer ook niet zoveel melk meer en wilde het niet meer geven. Je had goede boeren maar je had ook boeren die rijk wilden worden van de honger van anderen. Toen mensen geen geld meer hadden, ruilden ze spullen voor eten. Bijvoorbeeld hun kleren: een mooi pak of een mooie jurk. Mijn ouders hebben ook dingen ingeruild voor eten, zoals kleding.

‘Aan het einde van de oorlog had je gaarkeukens omdat er nooit iets te eten was. Dan moest je met een leeg pannetje in de rij staan. Dat werd vol geschept met eten en dat moest je heel voorzichtig naar huis dragen want je ouders wilden ook eten. Daarna ging je snel voor een tweede keer, maar je kreeg nooit iets want dat mocht niet. De kinderen mochten wel de bussen leeg likken met hun handen. Dat deden we maar wat graag, want alles wat je binnen kreeg was meegenomen. Ik gooi nooit eten weg. Dat heb ik aan de oorlog over gehouden. Als er wat over is, eet ik het de volgende dag nog op. Dan maak ik er nog een prakje van. Dat heb je tegenwoordig niet meer.’

Moest u weleens schuilen?
‘Wij moesten schuilen als er een luchtalarm was. Dat kwam heel vaak voor. In Amsterdam-Noord, waar wij woonden, was een oliebedrijf: de Bataafse. Die werd steeds gebombardeerd. De vliegtuigen kwamen in grote getalen om te bombarderen. En elke keer ging het luchtalarm af. Wij moesten dan zo snel mogelijk naar binnen en onder de trap zitten om veilig te zijn.

‘Vlakbij ons waren schuilkelders. Die waren verstopt achter zandzakken zodat de Duitsers ze niet konden zien. Wij mochten daar niet zomaar van onze ouders zijn. Dat wilde je ook niet want het was er heel vies. Mensen gingen er naar binnen om te plassen of andere dingen achter te laten. Dus het stonk er heel erg. Maar als er luchtalarm was, wilde je er wel naar binnen, dan rook je dat niet want dan was je veilig.’

Wat herinnert u zich vooral?
‘De honger en het bombardement op de Ritakerk. De kerk bestond in juli 1943 25 jaar en wij moesten erheen van onze ouders. In de kerk zaten ruim 250 kinderen. Mijn moeder was er niet bij, zij kon niet zo goed lopen. Die kerk werd gebombardeerd met alle kinderen erin. In de achtersteven van de kerk, de achterkant, vielen de bommen zo naar binnen. Iedereen was heel bang. Een vriend van mij, Tom Mul, zat bij het koor, die kon mooi zingen. Hij is uit angst van het koor naar beneden gesprongen en heeft zijn knie verbrijzeld. Hij is nu 87 jaar en loopt nog steeds slecht. Ik spreek hem nog dagelijks. Ik heb weleens gevraagd of hij ook wil vertellen over de oorlog. Maar hij wil er zelf niet over praten. Ik mag zijn verhaal wel vertellen van hem.’

Heeft u ook een leuk verhaal over de oorlog?
‘Wij woonden vlak bij het Noordhollandsch Kanaal. De winter van 1943 was streng. Het kanaal was bevroren en er lag veel sneeuw op. Daar konden we heerlijk sleeën en schaatsen. We gingen ook weleens zwemmen in het Kinselmeer met allemaal kinderen. En de bevrijding was een groot feest. Iedereen ging uit zijn dak. Mensen gingen dansen op straat en iedereen was vriend en vriendin van elkaar, veel sterker dan je nu ziet.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892