‘Ook al voel ik mij Nederlandse, Indonesië voelt als mijn moederland’


Rumeysa, Maryam en Monïsha vertellen het verhaal van Annemarie ten Brink
Amsterdam-Zuid

Annemarie ten Brink, net van de fiets gestapt, loopt met haar 90 jaar toch kwiek de klas in van ROC TOP de Klencke in Amsterdam-Zuid. Voor ongemak is geen plek want ze laat Rumeysa, Maryam en Monïsha meteen weten dat ze veel zin heeft in het gesprek. Nadat ze de leeftijden van ze heeft gehoord, vertelt ze over haar kinderjaren, toen ze bijna tien jaar jonger was dan de studenten nu zijn.


Hoe was uw jeugd in Nederlands-Indië?
‘Mijn ouders zijn in Nederland geboren maar hebben elkaar op Java ontmoet. Mijn zussen, broer en ik zijn geboren in Surabaya op Java. Als kind had ik niet zo in de gaten dat het eigenlijk een onrechtvaardige koloniale samenleving was. Je denkt dat de wereld gewoon zo is en ik vond het ook gewoon dat we Indonesisch personeel hadden. We gingen naar school en ik leerde uit Nederlandse boekjes over winters in Nederland en we zongen Nederlandse liedjes.

‘Toen ik 11 jaar was brak de oorlog in Nederlands-Indië uit en veranderde alles. Mijn vader was commandant op een oorlogsschip. Als een wonder heeft hij de vreselijke bloedige Slag in de Javazee overleefd. De Japanners wonnen. Mijn vader was een andere man toen hij terugkwam. Hij had geen geduld meer en kon zijn kinderen niet meer verdragen. Hij werd kwaad om alles. Ik raakte in oorlog met hem en kreeg klappen. Ik denk dat ik teveel tegenspraak had of een beetje brutaal was. Ik denk dat mijn vader door de oorlog ziek in zijn hoofd is geraakt. Nadat mijn vader net als alle Nederlandse mannen een Japans kamp in moest, heb ik hem nooit meer gezien. Hij werd er ziek van het water, kreeg hoge koorts en overleed.’

Hoe heeft u zelf de oorlog beleefd?

‘Mijn moeder vluchtte met ons de bergen in en zo konden we maanden aan de kampen ontsnappen. Toen we alsnog moesten, werden we in een volle trein naar een kamp gebracht. De treinreis duurde voor mij eeuwig, met het geluid van knarsende wielen. We waren met veel mensen, het was heet en het stonk er naar zweet. In het kamp vond ik het vreselijk om zoveel depressieve moeders te zien. Zelf was ik kind en speelde ik tussen alle ellende toch soms gewoon met de andere meisjes: als we de wc’s moesten schoonmaken gooiden we water over elkaar. En als we de paar kilo vlees voor 6000 man moesten schoonmaken, deden we hetzelfde.

‘Toen we eindelijk bevrijd werden en uit de kampen mochten, renden we net zo hard weer naar het kamp terug. Want nu de Japanners waren verslagen, wilden de Indonesiërs onafhankelijk zijn en volgde een onafhankelijkheidsoorlog tegen Nederland. Mijn moeder is toen met ons het land uit gevlucht en we zijn met de ‘mailboot’ (de Postboot) naar Nederland gekomen, via Sri Lanka. Daar bleven we een paar maanden wachten tot de winter in Nederland voorbij was. We kwamen in de lente aan.’

Hoe was het in Nederland voor u?
‘We konden wonen bij mijn opa en oma van mijn vaders kant in Den Haag. Zij hadden heel veel verdriet dat hun zoon was overleden in het kamp. Het was erg wennen voor ons. Ik was jaren achter op school en we voelden dat veel Nederlanders vonden dat wij niet moesten zeuren. Zij hadden ook een oorlog meegemaakt en die was volgens hun veel erger geweest: de Hongerwinter met kou en geen eten was erger dan een kamp in de hete zon. Maar voor straf een hele dag in de zon staan tot we erbij neervielen van de zonnesteek als we niet diep genoeg bogen voor de Japanners, was ook erg. Toen ook de zus van mijn vader terugkwam uit Nederlands-Indië, werd het huis van mijn opa en oma te vol en zijn we verhuisd naar een vakantiehuisje, waar we nog vijf jaar hebben gewoond. Ook al had ik een achterstand op school, ik ben later toch schooljuf geworden.’

Bent u nog weleens teruggegaan?
‘Ja, dertig jaar later voelde ik dat ik terug moést. De reis heeft mij goed gedaan. Ook al voel ik mij Nederlandse, Indonesië voelt als mijn moederland. Ik ging alleen en heb veel met de mensen gepraat. Ik vond de Indonesiërs erg vergevingsgezind na alles wat er is gebeurd. Ook heb ik naar het graf van mijn vader gezocht tussen alle paaltjes met nummers erop daar op de begraafplaats in de rimboe. Ik kon zijn graf niet vinden maar maakte iets heel bijzonders mee. Het was zonsondergang en ik zat op een graftombe en mediteerde. En opeens voelde ik een diepe verbinding met mijn vader en een intens verdriet voor hem, hier zo ver van ons, en voor wat hij allemaal zelf ook had meegemaakt. Verderop hoorde ik zachtjes een riviertje stromen, met over elkaar rollende steentjes. En ik dacht: alle water stroomt naar zee. Daar op die steen was de oorlog tussen mijn vader en mij voorbij. Ik had vrede met hem gesloten.’

Heeft u een trauma overgehouden aan uw jeugd?
‘Als ik terugkijk op mijn leven heeft de relatie tussen mijn vader en mij me een verkeerd beeld van liefde geven. Nadat hij van de oorlog terugkwam, was hij altijd boos en sloeg hij mij. Toen ging hij dood en daar voelde ik me altijd schuldig en slecht over. Toen later mijn man ook boos was en mij ging slaan, heb ik slaan vertaald als liefde omdat ik er anders niet mee kon leven. Dat was heel ingewikkeld voor mij. Uiteindelijk bleek dat hij niet kon veranderen en toen ben ik van hem gescheiden. Ik denk dat ik het slaan accepteerde omdat ik een trauma heb overgehouden aan de oorlog met mijn vader en aan de oorlog.

‘Nu ik oud ben, realiseer ik me dat het toch altijd gaat om mensen. We zijn allemaal gewoon mensen Indonesiërs, Nederlanders, Japanners, iedereen. Het ene volk is niet beter dan het andere. We moeten ons best doen om met elkaar samen te leven.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892