‘Onze tuinderij grensde aan het weiland van Jan van den Broek’


Younes, Nesrine, Adonairah en Azra vertellen het verhaal van Wan van Buuren
SloterpolderAmsterdam Nieuw-West

Younes, Nesrine, Adonairah en Azra van IKC Het Talent in Amsterdam Nieuw-West hebben er zin in. Ze gaan Wan van Buuren interviewen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in dezelfde buurt woonde als zij nu. Het zag er toen alleen wel anders uit. Nu staan er huizen en flats, vroeger waren er weilanden en boerderijen. Wans vrouw Ria vult aan en vertelt wat over haar eigen jeugd tijdens de oorlog in Rotterdam.

Hoe zag het er vroeger hier uit?
‘We woonden hier in de polder. Je had daar helemaal niks; geen waterleiding, geen telefoon, alleen wel elektra. Er waren allemaal slootjes. Er waren verder geen straten dus het transport ging via het water. De post, de melkman, alles kwam met de boot. De groente die we verbouwden, ging met de boot naar de groenteveiling aan de Jan van Galenstraat. Als we boodschappen nodig hadden, moesten we naar de stad, naar de Postjesweg. Onze tuinderij grensde aan het weiland van Jan van den Broek. Dat is de vader van Dirk van den Broek, die later de supermarkt is begonnen. Zij hadden veel koeien op hun boerderij. Jan van den Broek was na de oorlog een tijdje zoek. Iedereen zei dat hij naar Amerika was. Maar wat bleek, hij had in de gevangenis gezeten, omdat hij illegaal in vlees had gehandeld.’

Heeft u wel eens Duitse soldaten gezien?
‘Wij hadden geen contact met Duitse soldaten. Die durfden bij ons niet te komen, omdat het zo’n afgelegen gebied was. Als je er ‘s avonds liep, verdwaalde je. Niemand wist de weg behalve de mensen die er woonden. Het was ook een gebied van de voedselvoorziening, dus dat lieten ze wel met rust. Aan het einde van de polder stonden wel Duitsers om te controleren of mensen geen eten smokkelden. Omdat het bij ons redelijk veilig was, konden de twee onderduikers die we in huis hadden gewoon naar buiten en ook bij mijn vader op het land werken. Ze waren niet Joods, maar moesten in Duitsland werken en dat wilden ze niet.’

Waarmee speelde u vroeger?
‘Wij waren thuis met acht kinderen en speelden veel samen. We waren veel buiten en speelden in de bootjes. In het weiland achter ons voetbalden we met de buurjongens. Ook hadden we een damspel. Mijn vader had twee onderduikers in huis. Die hadden van twee fietswielen en een kist een karretje gemaakt en daar reden ze ons mee rond de keukentafel. Dat zie ik nog voor me.’
Ria: ‘Tijdens de oorlog woonde ik in Rotterdam, dat gebombardeerd was. Alles lag plat. Wij speelden in de stad dus tussen het puin. Waar we later gingen wonen – in een andere wijk van Rotterdam – is per ongeluk een Engelse bom gevallen. Daar speelden we ook tussen de gebombardeerde huizen en kropen we stiekem in de kelders. Dat mocht natuurlijk niet, want dat was gevaarlijk.’

Moest uw vader naar Duitsland om te werken?
‘Mijn vader had groentetuinen. De mensen die daar werkten, hoefden niet naar Duitsland, omdat ze voor het eten zorgden. Mijn oom moest wel naar Duitsland; hij was net twintig. Mijn oma zei tegen haar andere, één jaar jongere zoon dat hij maar mee moest gaan, zodat ze een beetje op elkaar konden passen. Gelukkig zijn ze weer levend teruggekomen.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892