‘Of mijn vader wel wist dat hij met een Joodse vrouw trouwde’
Selim, Natalia, Nihal en Safwan vertellen het verhaal van Sandra Brandeis-de Bood
Andreas Bonnstraat 6-3Amsterdam Nieuw-West
Sandra de Bood werd vier jaar na de oorlog geboren. Haar Joodse moeder en niet-Joodse vader maakten als jonggehuwd stel met een baby deze moeilijke periode mee. Na de oorlog werd er niet meer over gepraat. Sandra kwam achter de verhalen en besloot dat deze doorverteld moeten worden. Selim, Natalia, Nihal en Safwan van IKC Het Talent uit Osdorp interviewden haar.
Zijn veel van uw familieleden opgepakt?
‘Heel veel. In totaal zijn 65 familieleden van mijn moeders kant weggevoerd om uiteindelijk in een kamp vermoord te worden. Mijn moeder en oma keken op het balkon toe hoe ze werden meegenomen. Allemaal zussen en broers met hun gezinnen, waaronder ook kleine kinderen, van mijn oma Saar Oostendorp. Een van die kinderen, Carla, kon onderduiken bij een boerengezin in Friesland. Zo heeft zij als enige de oorlog overleefd. En dus mijn oma en opa en mijn moeder Lies en haar zus. Mijn moeder trouwde in de oorlog met mijn vader, die niet Joods was. Daarmee heeft hij haar leven gered, want gemengd gehuwde Joden werden nog met rust gelaten. Mijn vader noemde ze een held, omdat hij met haar trouwde in 1943. De ambtenaar vroeg op hun bruiloft voor de zekerheid aan hem of hij wel wist dat hij met een Joodse vrouw trouwde. Ja, zei hij. Ze gingen in een huis waar Joodse mensen waren weggehaald wonen. Dat vond mijn moeder vooral erg moeilijk. De spullen van deze mensen heeft ze bewaard en die zijn na de oorlog door een familielid opgehaald.’
Heeft niemand uw moeder verraden?
‘De Joodse kant van mijn familie moest oppassen, al waren mijn moeder en oma gemengd gehuwd, met een niet-Joodse man dus. Een keer ging het bijna mis. Er was een razzia; Duitsers gingen op zoek naar Joden. Mijn oma heeft zich toen in huis verstopt. Via een spiegel had een Duitse soldaat die door het huis liep oogcontact met haar. Hij deed net of hij haar niet had gezien. Het is belangrijk te weten dat er ook goede Duitsers waren. Terwijl de Nederlandse onderbuurman mijn ouders had verraden. Gelukkig zijn ze niet opgepakt. Hoe het contact met die buurman na de oorlog was? Dat weet ik niet, maar ik kan me zo voorstellen dat dat niet heel gezellig was. Mijn niet-Joodse vader moest ook oppassen. Duitsers wilden gezonde jongemannen graag naar een werkkamp sturen. Gelukkig is ie nooit opgepakt.’
Uw ouders hadden een baby in de oorlog, hoe kwamen ze aan eten voor het gezin?
‘Mijn zusje is in de zomer van 1943 geboren. Mijn ouders kwamen wel aan eten, maar hadden niet veel. Mijn vader haalde wel eens wat bij boeren, op een fiets met houten banden. Ze hebben ook suikerbieten moeten eten. Mijn zusje is in haar eerste levensjaren ondervoed geweest. Daardoor heeft ze haar hele leven last van haar gezondheid gehouden. Ze is ook niet oud geworden. Ze was bijna twee toen de oorlog was afgelopen. Mijn ouders gingen met haar kijken naar de Canadese soldaten. Eentje tilde mijn zusje op en gaf haar een reep chocola. Dat was ze helemaal niet gewend, dus daar kreeg ze buikpijn van. Hoe ik dit allemaal weet? Niet van mijn ouders. Na de oorlog spraken mensen er niet meer over. Als ze visite hadden, die hetzelfde had meegemaakt, wel en dan hoorde ik ze fluisteren met elkaar. Dan deed ik mijn oor tegen de deur en luisterde ik ze af. Ik had best wel een leuke jeugd, maar je voelde dat er iets was gebeurd wat niet leuk was. Ik wist ook niet wat Joods zijn betekende. Toen ik een Joods vriendje, nu mijn man, kreeg, vonden ze dat wel leuk. Hij is ook van na de oorlog. Zijn ouders hebben erg nare dingen meegemaakt. Zo zat zijn vader in een kamp tot aan de Bevrijding. Terug in Nederland was ie niet erg welkom en zijn vrouw was van hem gescheiden. Hij bouwde een nieuw leven op, kreeg een gezin, maar sloeg zijn kinderen. De ene oorlogsoverlevende werd heel liefdevol naar zij of haar kinderen toe, de ander niet.’
Heeft u zelf les gehad over de oorlog op school?
‘Nee, dat kreeg je niet in die tijd. Ik ben dan ook heel trots op jullie. De mensen die jullie met je klas interviewen, hebben er ook lang niet over verteld. Sommigen vertellen er voor het eerst aan jullie over. En zelfs mensen die vlak na de oorlog zijn geboren, hebben een verhaal. Voor sommigen, zoals mijn man, was die oorlog altijd heel dichtbij, omdat ze de gevolgen ervan voelden. De oom van mijn man zat bij Anne Frank in de klas. Hij heeft wél altijd over de oorlog gepraat. Laatst was ik met mijn jongste kleindochter voor het eerst in het Anne Frank Huis. Ik schrok. Dat al die mensen ruim twee jaar in zo’n kleine ruimte hebben gezeten… Het leed in en na die tijd was verschrikkelijk groot. Dat kun je niet voorstellen als je het niet hebt meegemaakt. Toen in 1972, dus 27 jaar na de oorlog, drie oorlogsmisdadigers misschien zouden worden vrijgelaten uit de gevangenis en mijn oma dat nieuws op tv zag, bleef ze van de schrik dood in haar stoel zitten. Er waren zoveel emoties over deze ‘Drie van Breda’ onder de Nederlandse bevolking, dat ze niet vrij zijn gekomen.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.