‘Niet achterom kijken!, zei mijn moeder, maar dat deed ik toch’
Taylor, Nouk, Rodi en Nikai vertellen het verhaal van Titia de Vries
Haarlem
Taylor, Nouk, Rodi en Nikai gaan vandaag naar Titia de Vries (88), een kwieke, vrolijke vrouw. De leerlingen van de Kennemerpoort in Alkmaar zijn heel nieuwsgierig. Hoe zou ze zijn? Als ze aankomen staat mevrouw De Vries al voor het raam, ze heeft voor iedereen drankjes en lekkers. Ze stelt de kinderen voor dat ze eerst al hún vragen stellen en dat ze daarna zelf vertelt. Dat vindt iedereen goed.
Hoe was de oorlog voor u?
‘Ik was 4 jaar en had een zusje dat vier jaar ouder was. Ik was het duveltje dat heen en weer rende en mij werd verder niets verteld omdat ik te jong was. Maar mijn zus was veel met mijn moeder samen en hoorde alle verhalen en problemen uit die tijd. Dat was voor haar heel zwaar.’
Wat aten jullie in de oorlog?
‘We aten suikerbieten en tulpenbollen. Die werden gekookt tot een papje in een blikje met gaatjes. Daarin zat een kaarsje om dat papje te verwarmen. Het was om te kotsen, zo vies!’
Kende u mensen in het verzet?
‘Mijn vader zat in het verzet. De Duitse soldaten zaten de hele tijd achter hem aan en hij moest meestal onderduiken. Dat deed hij in een ruimte onder de trap. Mij werd dan verteld dat hij naar Amsterdam was. Als ik had geweten dat hij onder de trap zat had ik zeker geroepen ‘Niet doen, niet mijn vader oppakken!’ Dus het was heel goed om mij niets te vertellen. Omdat hij het voor ons gevaarlijk vond worden, heeft hij ons in een huis van NSB’ers ondergebracht. Bizar he, ons onderbrengen bij de vijand. Maar daar waren we veilig.’
Wat is het ergste dat u meemaakte?
‘Op een dag liep ik aan de hand van moeder een brug over. Op de brug stonde allemaal mensen en Duitse soldaten. We werden tegengehouden en konden geen kant op. Plotseling werd er omgeroepen dat moeders en kinderen weg mochten. Wij renden heel hard weg! ‘Niet achterom kijken!’, zei mijn moeder, maar dat deed ik toch. Ik keek om en zag dat alle mannen werden doodgeschoten. Daar droom ik af en toe nog over.’
Wat is een mooie herinnering uit de oorlog voor u?
‘We zijn op een keer met een grote lange schuit meegegaan van Haarlem naar Amsterdam. Dat was een tocht vol verwondering. De boot werd voortgetrokken door mannen, en had geen motor. Vliegtuigen vlogen heel laag over ons heen. Bij Halfweg werd gestopt en daar zag ik een speeltuin. Ik rende er meteen naar toe; maar mijn vader greep me bij mijn krullen. ‘Hier jij! En mond dicht. Je kunt niet zomaar wegrennen.’
De mannen die de boot trokken, werden hier verwisseld door andere mannen en een poosje later stopten we bij de Maggiefabriek. Ik begon te mopperen: wat doen we hier nou? Maar toen zag ik mijn opa en oma en nichtjes en neefjes. Dat was de verrassing en ik was heel blij. Op een gegeven moment was iedereen weer weg en in paniek keek ik om me heen. Toen ik uit het raam keek zag ik dat ze blokjes tussen de rails vandaan haalden. We kregen allemaal een zak met die blokjes mee; dat waren houten blokjes zodat we eten konden koken en het huis konden verwarmen.’
Was u bang in de oorlog?
‘Ja, ik was bang voor de bommen die rondom ons vielen. Daar heb ik nog last van. Als het onweert, als er vuurwerk is of wanneer vliegtuigen laag vliegen dan ga ik zogenaamd de wc schoonmaken en op de wc zitten. Ik kon ook niet alles wat er gebeurde in de oorlog begrijpen als kind. En nog steeds vraag ik me af waarom mensen oorlog voeren. Oorlogen zorgen niet voor oplossingen, een oorlog kent alleen verliezers.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.